meen zijn, maar dat elk derzelven ook bijzondere heeft. Deze voorbeelden zullen genoeg toonen, dat de manier van behandeling niet zeer logisch is. Ook zal niemand, gelooven wij, de verdeeling der zuren goedkeuren, in zuren, welker grondstof bekend is, in zuren, welker zamenstelling nog onbekend is, en in zuren, welker eigenaardig bestaan nog raadselachtig is; deze laatste toch kunnen nimmer eene afzonderlijke soort uitmaken.
Dat het dit Handboek ook dikwijls aan duidelijkheid ontbreekt, zouden wij door zeer vele voorbeelden kunnen aantoonen. Wij willen er, kortheidshalve, slechts een paar bijbrengen. § 59. De verbinding van twee ongelijkaardige ligchamen met derzelver veranderde grondmenging tot een gelijkaardig geheel noemt men oplossing. § 550. Men beschouwt haar (de kamfer) uit dien hoofde als eene zamenstelling, in welke de evenredigheid van de waterstof en zelfs van de zuurstof en die van de koolstof geringer is, dan in de vlugge olien. - Ook is, denkelijk door eene drukfout, bl. 71, de volgende zinsnede chemisch ongerijmd: terwijl enz. de warmte- en lichtstof worden afgescheiden en door de verhitting der vlugge deelen als rook ontwijken; dit zal wel moeten zijn, de vlugge enz.
Eindelijk, wij vonden vele, en daaronder nog al aanmerkelijke,
onnaauwkeurigheden. Dikwijls worden
stellingen als
gevolgen van 't voorgaande voorgedragen; b.v. § 40, § 77, proef 22, bl. 63 enz.; - § 21 wordt de deeling in gelijkaardige deelen min naauwkeurig
afscheiding genoemd: als
scheiding ontleding is, kan afscheiding niet wel iets beteekenen, minder dan ontleding; - § 68 is de bepaling der warmtestof geheel vergeten; - § 73 worden eerst
alle ligchamen aangemerkt als onderworpen aan de wet der uitzetting door de warmte; vervolgens wordt er gesproken van
eenige weinige ligchamen, die daaraan niet onderhevig zijn; en, nadat men hier
alleen het water als voorbeeld heeft aangebragt, zegt men, dat
andere uitzonderingen slechts schijnbaar zijn; - § 76 moest zijn,
-