tot het jaar 1813 hier aangestipt) en al dien tijd door een bekwaam Genees- en Heelmeester behandeld, werd in haar klooster voor een fijn zusje gehouden; zij was ook van jongs af zeer godsdienstig, en stond er steeds naar, ‘om door onderwerping den gekruisten Heiland gelijkvormig te worden.’ In Maart 1813 werd aan de Geestelijke Overheid nopens haar berigt ingezonden: dat zij sinds acht maanden bedlegerig was, niets gebruikte dan eenig koud water met eenige droppels wijn, en sinds vier weken ook dien wijn niet, enz.; dat zij doorgaans 's avonds in onmagt valt en in verrukking van zinnen, en alsdan haren Biechtvader en Pastoor van tijd tot tijd dingen openbaart, welke zij niet dan door eene hoogere ingeving weten kan; dat zij bij den priesterlijken zegen, hoe stil haar ook gegeven, dadelijk de hand opligt, en zich met het teeken des kruises teekent, enz.; dat zij een bloedig kruis om (?) het hoofd, lidteekenen in handen en voeten en in de zijde heeft, en twee of drie kruisen op de borst; dat de kruisen dikwijls (die op de borst doorgaans 's woensdags, de wonden in handen en voeten en de zijde meestal 's vrijdags) en somtijds vrij sterk bloeden, enz. De Geestelijke Overheid (heet het al verder) liet dit geval door onbevooroordeelde mannen en kundige Geneesheeren onderzoeken; de zaak werd waar bevonden; er is geen schijn, dat zij opzien zou willen maken, geen bedrog te vermoeden, noch mogelijk; het onderzoek was lang, herhaald en naauwkeurig; de aangewende middelen (hier gemeld) veroorzaken wel smarten, maar genezen de wonden niet, die niet diep zijn. Men kan dit alles vrij breedvoerig in dit Echt Berigt lezen. Het is overgenomen uit de Medicinisch-Chirurgischen Zeitung, Salzburg 1814, en van den Heer von druffel, Medicinaal-raad, en Hoogleeraar der Geneeskunde, die mede bij het onderzoek tegenwoordig, zoo al niet
mede werkzaam was.
Wij zijn hier referenten, en kunnen niet oordeelen. Is de daadzaak genoegzaam bevestigd? De Patiente leeft welligt nog: de ongeloovige Medicus kon, is hem de zaak belangrijk, naar Dulmen een reisje doen; wij haasten ons daarom met de aanmelding; en als hij dan de goedheid had, eenige nadere inlichting mede te brengen, nopens de ontdekkingen van de kranke zuster aan haren Pastoor en Biechtvader, dan vond zich welligt menig hoogverlicht en niet verlicht geestelijk Heer opgewekt tot zoo een leerzaam bezoek. Wij kunnen het niet aan- of afraden. Geheel het geval te ontkennen, is zeker het gemakkelijkst; maar dat doet een verstandig man zoo maar niet, zegt het voorberigt met regt: wij willen den daar gegevenen raad opvolgen, en van de toekomst, of van een verstandiger, geleerder en ervarener man, voldoende ophelderingen verwachten, - voor het minst hopen.