naar alle zijden tot afstrooming der rivieren, wel zeer kortelijk, doch genoegzaam, om den opmerkzamen ruime stof tot nadenken en onderzoek te geven. Eindelijk bestrijdt hij de opeenstapeling van Eeuwen, die de vorming der Aarde, eer zij gevoelige en redelijke bewoners kon voeden, volgens sommigen, zou gekost hebben. Na het verstand overtuigd te hebben, keert zich de uitmuntende Schrijver tot het hart, en bepaalt zich tot het treurige, rust, vertrouwen en vreugde verwoestende, van het stoffelijke stelsel. Wij kunnen ons niet onthouden, ten slotte, een gedeelte dezer schoone redenering over te schrijven:
‘Wat toch kan men er bij winnen, wanneer men zich zoo veel mogelijk van deze eerste en ware bron van alles zoekt te verwijderen, door toevlugt tot, zonder zijne onmiddellijke tusschenkomst werkende, tweede oorzaken te nemen? Is het dan zulk een voordeel, den Schepper eenen stap verder van ons te hebben verwijderd? Zou het ons zoo veel nut aanbrengen, indien wij ons, na vele bemoeijingen, konden diets maken, dat wij de menigvuldige weldaden, die onze Aarde ons aanbiedt, onmiddellijk verschuldigd zijn aan eene aaneengeschakelde werking van tweede oorzaken? .... En wat wordt dan eene Wereld, uit welke wij de Eerste Oorzaak, en dus het groot voorwerp van liefde, en dankbaarheid, en zedelijke gehoorzaming, en verstandige bewondering, zoo ver mogelijk hebben verwijderd?’
De stijl van dit werkje is op vele plaatsen uitmuntend, en wij mogen het onzen Lezeren met volle ruimte aanbevelen.