in onderscheidinge van alle anderen, den Jago van Sumatra, of den Pankiva van Java, als de oorspronkelijke stam-soort opgeeft. Zijne soorten, ieder afzonderlijk en uitvoerig behandeld, zijn dus: de Jago, de Paduaansche met de Hennen van Sansevarre, de Pankiva, mannetje en wijfje, de Huishaan, de gemeene gekuifde, de Turksche of Bantamsche, het Kriel-hoen, die van sonnerat, mannetje en wijfje, de Neger - haan, de Donshaan, de gekroesde Haan, de Ayamalas, de Wallikili en de gekuifde van macartney; welke opgave, in geleidelijke opvolging, uitermate verschilt van de 20 soorten, zoo als die bij buffon en anderen voorkomen. Zeer merkwaardig is te dezer gelegenheid des Schrijvers uitvoerige voordragt omtrent de behandeling van dit zoo nuttig Huisdier ten algemeenen behoeve, als waarbij hij opgeeft de beste inrigting der Hokken, de zorgvuldige dagelijksche Oppassing, de beste keuze van Haan en Hennen, het zuiverste Voedsel, Worm-kweekerij, het leggen der Eijeren, het Broeden, met alle de voorschriften, daartoe behoorende, de Kuikens en derzelver behandeling, de Kapoenen, beschouwd als oppassers der Kuikens, de jonge gemeste Hoenders, met de wijze van mesting, en eindelijk de Kunstbroeding der Hoenders, volgens de verschillende wijzen, zoo als van reaumur, copineau, dubois, bonnemain, en de Egyptische Ovens: welk alles met eene ongemeene naauwkeurigheid en duidelijkheid wordt medegedeeld.
Van de Fazanten, wier geschiedenis alsnu volgt, geeft de Schrijver tien soorten op, als de tweekleurige zwarte en witte, de gemeene, de gekuifde, de witte, de Cocquar of bastaard, de roode bastaard, de geringde, de Chineesch gouden, de driekleurige, en de Napal of gehoornde; uit welke opgave blijkt, dat de Schrijver zeer verschilt van de gewone verdeelingen, waarbij deze Vogel met een aantal andere soorten vermengd wordt. Bij de melding der tweede of gemeene soort, is hij wederom zeer uitvoerig en naauwkeurig in de opgave van