de Godsdienst eene zoo ernstige zaak; moest dan haar toon zulks hier niet meer aanduiden?
No. 4. De verzen zijn vloeijend; de maat wat eentoonig; de inhoud, betuiging van liefderijke en eerbiedige gezindheden jegens den Vorst; de waarde, bij den bestaanden rijkdom van gedichten en gedichtjes, op hetzelfde onderwerp regtstreeks of van ter zijde toepasselijk, in ons oog, niet uitstekend.
No. 5. De Heer schutters treedt hier andermaal als Zeelands Zanger op. Wat zullen wij van zijn stuk al veel zeggen? Over het geheel zijn de versjes vloeijend, en de gekozene maat niet onaangenaam. Hier en daar echter komen hardigheden voor, onder allen dezulken, waarvoor een Zeeuw, uit hoofde dat hij de letter h bijna niet uitspreekt, meer dan een ander blootstaat. B.v. bl. 2. Met 't oog op God geslagen; waarom niet: Het oog op God geslagen? Bl. 5. Zet hier ook d' heerschzucht perk. Bl. 8. dien w' hulde bien. Elders is de zin of duister, of min gepast; b.v.
Elk beefde als hij die 't staren kon
In de oogen van Napoleon,
Die bliksems uit zich gaven;
hetgeen wij betuigen niet te verstaan; en vervolgens:
Maar hier is niets dat weêrstand biedt,
Dat oog is als een' beek die vliet
Om 't dorstig land te laven.
hetgeen al te gereed aan druipende oogen doet denken, (waarvan het maar een geluk is, dat de Vorst zelfs geen' zweem heeft) dan dat het beeld zou kunnen behagen.
Voor het overige ontbreekt het aan dien rijkdom van gedachten en beelden, welke een eenigzins uitgebreid dichtstuk vordert, om niet min of meer eentoonig en weinig belangrijk te worden, zoodra de gelegenheid en de geestdrift voorbij zijn, en het stuk door iedereen, en onder honderd anderen, wordt gelezen. In het afgetrokkene beschouwd, kunnen wij dus geen' hoogeren lof aan den Dichter geven, dan dat het hem aan smaak, inzonderheid voor het harmonieuze, niet ontbreekt, en hij het, indien nog jong, door de lectuur van ware, verhevene en regt beeldrijke poëzij, welligt eenmaal