| |
Reis door België, in het Jaar 1814. Met Platen, Kaarten, Gezigten en Kostumen. Te Amsterdam, bij E. Maaskamp, en te Brussel, bij P.J. de Mat. 1815. In 8vo. XV, 166 Bl. f 3-18-:
Zoo veel te nader wij ons thans weer met Braband vereenigd vinden, zoo veel te belangrijker is deze reis door die, op zichzelve reeds gewigtige, provinciën, welke de Franschen met den naam van Belgique hebben bestempeld. Aan dit belang beantwoordt de naauwkeurigheid, met welke van de voornaamste steden, bronnen van bestaan, merkwaardigheden, volkskarakter enz. gesproken wordt, met kwalijk. Wij hebben het dan ook met veel genoegen gelezen, en zouden zeer zeker niet nalaten hetzelve mede te voeren, wanneer wij naar eene of andere der bezochte plaatsen wilden reizen, waartoe het, door de opgave van de voornaamste routes, diligences, bargies, ja ook logementen in onderscheidene steden, des te geschikter is. Onze landgenoot zal uit het hier gegeven verslag, op nieuw, zien, welk een schoon land inderdaad dit België zij. Het moge al de aandacht treffen, dat de meeste steden in hetzelve, sedert derzelver bouwing of hoogsten bloei, ontzaggelijk in bevolking hebben verloren; dit getuigt alleen van de buitengemeene grootheid, waartoe het door handel, fabrijkwezen als anderzins, eenmaal is geklommen geweest, als ook van de wisselvalligheid der menschelijke zaken, die den stroom des ruimsten voorspoeds elk oogenblik verplaatst, en daardoor op vele plaatsen gedenkteekens overlaat van eene eenmaal hoog geklommen magt. Hetzelfde zien wij - niet slechts nu in ons vaderland plaats grijpen, schoon tot op dezen oogenblik verscheidene steden bestaan, waar het verval niet, althans in den eersten opslag niet, merkbaar is; maar dit zagen wij sedert lang aan Leyden, aan Enkhuizen en andere, wier bevolking sinds jaren in geene evenredigheid staat met vroegere jaren of eeuwen. - Hoe veel hebben de Brabandsche provinciën, Luik er onder gerekend, niet
| |
| |
behouden, hier in haren ten uiterste vruchtbaren grond, daar in de bergwerken, elders vooral ook nog in de fabrijken, in den handel en de nijverheid des volks! Welke heerlijke steden! welke volkrijke en welvarende dorpen! welk eene algemeene vrolijkheid! welk eene kracht en talent, slechts op vreedzamer tijden en eene eigene (nu plaats grijpende) zachte en alles goeds bevorderende regering wachtende, om zich volkomener en volkomener te ontwikkelen! Waarlijk, het nieuwe rijk der Nederlanden is een der schoonsten, en kan, bij eenen gunstigen loop der zaken, misschien nog eenmaal een der eersten worden, met Engeland en elk ander gezegend en magtig gebied wedijverende in het benijdenswaardigste, en tevens schitterendste, geluk. Bij het lezen zal men, echter, zien, dat niet zoo geheel bepaald het aangewonnen deel der heerschappij van onzen Vorst hier beschreven is; hetgeen destijds zelfs nog niet stellig als zoodanig bekend, veel min juist begrensd, was. Integendeel, wij vinden hier voormaals Hollandsche, thans Pruissische, nog Fransche, plaatsen in-, en daarentegen b.v. Luxemburg buiten-gesloten. Doch, gewisselijk is de toestand der aangrenzende landen mede niet onbelangrijk voor dat gebied; en in allen gevalle heeft het werkje hierdoor een te duidelijker kenmerk van eene, niets bijzonders bedoelende, onpartijdige opgave en schatting der dingen. - Wij hebben hier en daar, bij het lezen, een vouwtje gelegd, en willen daarvan nu gebruik maken tot eene en andere aanhaling.
‘Luik - ligt besloten tusschen de Maas en naburige hoogten, vanwaar dan hare breedte geenszins evenredig is aan hare lengte. Ook daardoor zijn de straten in het algemeen zeer naauw en slecht geplaveid, en de huizen daarentegen, bij de duurte van den grond, zoo hoog opgetrokken, dat zij de straten zeer verdonkeren. - Tegenwoordig heeft zij niet meer dan 45,000 inwoners. Enkele gebouwen, vooral op het Eiland achter de St. Jakobs-kerk, zijn schoon en nieuw, zeer veel afstekende bij de overige huizen, die meestal in den Gottischen trant zijn aangelegd. Het voormalig paleis der Prins-Bisschoppen is een groot vierkant, welks gevels in eenen goeden smaak naar de Ionische bouworde vervaardigd zijn. Het Binnenhof berust (rust) op een aantal zuilen, welker onevenredige kortheid en dikte ontsiert. - De Kaai aan den Maaskant verschaft eene zeer schoone wandeling. Een
| |
| |
heerlijk bronwater treft men allerwegen aan in de Fonteinen, welke in alle gedeelten der stad voorhanden zijn, zonder dat echter de hoogere kunst zich daarin onderscheidt. Ook de Citadel, - want men wil deze stad onder de vestingen hebben gerekend, en zij is door hare ligging en drooge grachten tamelijk sterk, - ofschoon niet groot van omtrek, ligt ongemeen bevallig en geeft een treffend gezigt, zoo wel op de stad, die onder de voeten ligt, als over den westelijken oever der rivier en over de menigvuldige kromten, waarin zij zich nu eens verliest en dan weder te voorschijn komt.
De stad Luik is rondom met steenkoolgroeven omgeven. - Men rekent de dagelijksche uitgravingen op een millioen ponden, waarvan de 4000 pond omtrent 11 guldens Hollandsch kosten.
- De voornaamste fabrijken zijn die der geweren, sabels, degens, pistolen en messen van allerlei soort en prijzen. - Ook heeft eene kanongieterij, in de laatste jaren opgerigt, door middel eener dampmachine, zeer keurig werk, en bevindt zich, des noods, in staat om dagelijks 10 tot 15 kanonnen te leveren. Het ijzer in bladen, en het zoogenaamde ballast-ijzer, wordt van eene zeer goede hoedanigheid vervaardigd. De Pletmolens leveren jaarlijks ten minste 9 tot 10 millioenen ponden. Hierbij komt nog de fabrijk van vijlen, van 3 tot 15 duim, schroeven, aanbeelden, spijkers en allerlei soort van staalwerken in den Engelschen trant, die in uiterlijke gedaante en in deugd zeer voldoen.
Onder de gewevene stoffen munten uit de flanellen, broeken en kousen, vooral ten behoeve der Armee; gelijk dan ook schoenen, ransels, patroontassen, knoopen, in één woord, alles gemaakt wordt, wat tot de soldaten-kleeding behoort.
Voorts onderscheiden zich de lijmkokerijen, katoenspinnerijen en eene papiermakerij, door de treffelijkste voortbrengselen.
In de nabijheid dezer stad, te Herstall, Glons, Jupille, en vooral te Huy, worden allerlei galanteriën, stroohoeden, blik en ijzeren gereedschappen van allerlei soorten, tot zeer goedkoopen prijs en zeer goed, vervaardigd. De bouwsteenen, wetsteenen, vuursteenen, en bovenal de zoogenoemde steenkalk van de beste hoedanigheid, worden in groote hoeveelheid van de laatstgenoemde plaats verzonden.’
‘- Naauwelijks zet men eenen enkelen voet van het kool- | |
| |
gebergte rondom Luik in het lagere Limburgsche, of een geheel landelijk tooneel vertoont zich allerwegen. Een aantal verstrooide hutten, deels van hout, deels van gebakken steen; heerlijke weiden met grazend vee; heuvels, golvende met treffelijk graan, of ook met hoogstamde boomen versierd, en de woningen zelve overal met vrolijke landlieden bezield: dit alles verschaft een allezins bekorend gezigt. Inderdaad, wanneer men hier elken landman, als het ware, op zijn eigen grond, den onderscheidenen landbouw, zoo wel omtrent zijn vee, als omtrent zijne akkers, ziet verrigten, dan zou men welligt alhier het eigenlijke paradijs zoeken, waar de mensch, overeenkomstig zijne natuurlijke bestemming, de aarde bebouwt en bezit. Van huis tot huis bijkans ontmoet men den boer van echten stempel, die van de vette melk zijner goed gespierde koeijen de treffelijkste kaas bereidt, dan weder den naarstigen spinner of wever, die de wol zuivert en bearbeidt en daarvan goede kleedingstoffen vervaardigt, of wel bij een talrijk huisgezin de belangrijke hoedanigheden van landman, wolspinner en wever onder één dak, ja in één persoon vereenigt.’
Ziende, dat het onmogelijk is, den veel omvattenden, afwisselenden inhoud van het werkje door aanhalingen maar eenigzins te doen kennen, willen wij liever de dagteekeningen der acht brieven, benevens de in hetzelve zoo nuttige kaarten en platen, nog opgeven, ten einde over den loop der reize en een en ander wat nader te doen oordeelen, en eindelijk van de aanmerkingen gebruik maken, welke op het einde, als eene soort van recapitulatie, voorkomen. Antwerpen (reize derwaarts en verblijf;) Brugge; Brussel; Leuven; Luik; Aken; Keulen; Arnhem. - Kaart van België, met de postroute en afstanden der steden; Gezigt op Antwerpen over de Schelde; Platte grond van Antwerpen; Schouwburg te Rijssel; Gezigt op het kasteel Schoonenberg bij Laken; Vergezigt van het kasteel Schoonenberg op Brussel; Platte grond van Brussel; Het Park te Brussel; Eene burgervrouw van Brussel, met hare dienstmaagd van de markt komende; Boerinnen, uit den omtrek van Brussel, naar de markt gaande.
‘De gevoelens der Belgen omtrent hun toekomstig lot staan nagenoeg gelijk met hunne afzonderlijke wenschen.’ Sommigen verlangen een afzonderlijk volksbeslaan; eene andere partij vleit zich met eene naauwe verbindtenis met Engeland,
| |
| |
waarvan dit land een afzonderlijk deel en bestuur zou kunnen uitmaken; eene derde partij verklaart zich voor een onafhankelijk medebestaan met Frankrijk, onder een afzonderlijk bestuur, of wel, des noods, voor eene departementale inlijving met dat land, op den laatst voormaligen voet; nog eene vierde partij hecht zich aan de voormalige betrekkingen met Oostenrijk, en - om niet te spreken van eenen kleinen aanhang voor Pruissen - de vijfde en verre de grootste verkiest Holland onder Oranje: wordende gronden en tegengronden van ieders gevoelen door den Schrijver opgegeven en beredeneerd,
‘Eene andere bijzonderheid, van welke ik, in mijne voorgaande brieven, niet gewaagde, was het uiterlijk voorkomen en karakter der Belgen, dat zich zoo regtstreeks van andere natiën onderscheidt. Natuurlijkerwijze maakte het eene gedeelte hierin een aanmerkelijk verschil met het andere. Dat van het oude Vlaanderen heeft nog de meeste hoofdtrekken bewaard, die aan de Nederlanders in het algemeen eigen plagten te wezen. Die deelen daarentegen, die of aan Frankrijk grenzen, of tot de Rijnoevers naderen, bezitten slechts weinige overblijfselen daarvan. Over 't geheel zijn de mannen vrij welgemaakt, ofschoon een weinig te gezet naar evenredigheid hunner lengte, welke doorgaans zeer middelmatig is. Behalve de Luikenaars, die, als 't ware, eene natie op zichzelve uitmaken, teekent het gelaat meer rondheid dan scherpte, en men ontmoet alzoo, op het uiterlijk aanzien, geenszins die schranderheid, dat vernuftige en zelfstandige, hetgeen men anders uit den over het geheel genomen gezonden dampkring zoude vermoeden. De gestrenge Gelaatkundige bemerkt misschien dadelijk eene vermenging van ras, welke hareu oorsprong heeft in eene langdurige overheersching onder verschillende Hoofden, in de uit Frankrijk overgevoerde zeden, en in het toenemend gebruik eener vreemde taal bij den middel- en de hoogere standen. - Onder de vrouwen ontmoet men eene groote menigte van meer dan dagelijksche gezigten, die zich boven het middelmatige verheffen; alhoewel men haar, over het geheel genomen, al mede naar evenredigheid al te gezet, en armen en beenen te kort moet noemen.
Nog eene andere opmerking biedt mij de inwendige rijkdom des lands, die, bijkans overal, deszelfs bewoners tot eene ongemeene nijverheid lokt. Betooverende, gelijk ik u reeds
| |
| |
meldde, zijn veelal de gezigten, door de hand der natuur, zonder tooisel der kunst, wijd en zijd verspreid. Maar van te hooger waardij is deze aanschouwing, omdat de landbouw in al zijnen heerlijken omvang alles bezielt; terwijl juist daar, waar de kool- of ijzer-mijnen hare nuttige voortbrengselen aanbieden, eene dubbele vruchtbaarheid zich verspreidt, en de enkele vinger des landmans bijna den arbeid van den geheelen ploeg vergoedt. - Van de fabrijken en trafijken heb ik te voren reeds zoo veel aangeteekend, dat elke herhaling slechts zou dienen om den toegewezen lof te verzwakken.
Ook de kunsten, hoe zeer ver beneden den roem, dien de Vlaamsche school eenmaal te regt bezat, worden niet vergeten; en de lust, die in vele steden zorgvuldig aangehouden en meer en meer ontstoken wordt, belooft eene steeds gelukkiger toekomst; enkele meesters betreden reeds het oude voetspoor met vrucht, om aan andere natiën den lauwer der overwinning te betwisten. Het aandenken aan groote meesters moet deze streving bij aanhoudendheid versterken. De leningstoel zelf van den grooten rubens, thans nog in de Schilderschool te Antwerpen prijkende: deze rood-lederen stoel, met kleine spijkers van geel koper ineengezet, en in den rug met zijnen naam, zijn wapen en het jaartal van 1633 voorzien; deze stoel, waarin de groote man duizenden zijner stoute gedachten ontwierp en in een onnavolgbaar koloriet uitdrukte, moet gewis elken kunst-zin uitlokken en tot nastreving dringen. De beste stukken, 't is waar, zijn uit deze gewesten vervoerd, en men mist daardoor de keurigste voorbeelden; dan, het bestaan der afzonderlijke kabinetten (waarvan boven breeder melding) van onderscheidene liefhebbers kan misschien dit gebrek, ten minste eenigermate, vergoeden, en welligt wordt hierdoor de gelegenheid geboren, om den smaak naar den tegenwoordigen meer beschaafden tijd te wijzigen, het genie zuiverder te rigten, en de sieraden aan de eenvoudigheid der natuur zelve te onderwerpen.’ |
|