Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1815
(1815)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijPeter de Groote, Keizer van Rusland, in Holland en te Zaandam, in 1697 en 1717, door Mr. J. Scheltema, Lid van het Instituut, enz. IIde Deel. Met Platen. Te Amsterdam, bij H. Gartman. In gr. 8vo. XXXI, 328 Bl. f 4-:-:Na in het eerste DeelGa naar voetnoot(*) de reis van peter naar Holland in 1697 en de volgende gebeurtenissen betrekkelijk ons Vaderland tot 1717 vermeld te hebben, begint de Heer scheltema dit Deel met de aanleiding tot de tweede reis op te sporen, die hij echter erkent, dat nog grootendeels in het duistere ligt. Waarschijnlijkst echter zou ongenoegen tegen Engeland, hetwelk Deenemarken tegen de plans van peter en den Zweedschen Minister von görtz gewaarschuwd had, en waartegen peter nu uit weerwraak de pogingen van den Pretendent wilde ondersteunen, de hoofdreden van zijne reis naar Frankrijk, en tevens naar Holland, toenmaals het middelpunt der Europesche onderhandelingen, geweest zijn; waarbij men echter de voortdurende belangstelling in Holland niet moet uitsluiten. Keizerin catharina verzelde hem op deze reis; zij beviel onder weg te Wezel van een' Prins, die echter op den tweeden dag overleed. Peter bezocht nu weder de geliefkoosde plaatsen, waar hij zijn onderwijs genoten had, Zaandam en Amsterdam, en toonde zich over al, hoe- | |
[pagina 300]
| |
zeer niet dadelijk onder de klasse der arbeiders gemengd, nog even afkeerig van pligtplegingen en hoofschen pronk en taal. Op deze reis bezocht hij ook Leyden, Rotterdam, Dordrecht en Zeeland, en deed een' uitstap naar Frankrijk, terwijl hij zijne Echtgenoote hier te lande liet. Een kleine trek, die op deze reis voorviel, en des Czaars ruwheid, of verachting der beschaafde manieren, aanduidde, moest groot opzien aan het verfijnde, weelderige hof van den Regent (Hertog van Orleans) baren. ‘Op den dag dat hij Madame (Moeder) bezocht, vond hij aldaar den Prins Regent, die hem geleidde naar de Opera. Zij namen plaats in de groote loge met hun beide op de voorste zittingen. In het midden der vertooning vroeg de Czaar een glas bier. De Regent liet het brengen en bood een' beker aan op een schenkblad, vervolgens een servet. De Czaar dronk zittende, liet het schenkblad en den doek in handen van den Prins, die stond, en bedankte dezen met eenen glimlach en knik.’ Hij bezigtigde voorts meer de voorwerpen van nut, dan die van pracht. Het schijnt, dat zijne staatkundige bedoelingen in Frankrijk bij het bestuur aldaar geen' ingang vonden. Bij zijne terugkomst hield peter zich meest bezig met de beschouwing van kunstwerken en natuurkundige verzamelingen. De overneming van het beroemde Kabinet van ruysch wordt vermeld; doch niet, (hetgeen wij meenen ergens gelezen te hebben) dat hetzelve op de overvaart naar Petersburg is verongelukt. Hoezeer de tegenwoordigheid van den Czaar den Nederlandschen handel scheen te zullen bevoordeelen, was zulks het geval niet, zoo min als de naauwere toehaling der staatkundige betrekkingen. Hij bezocht vervolgens Hoorn, Texel, het Loo, en voor het laatst Zaandam, waar hij van zijn' vriend calf, liefdeprediker bij de Doopsgezinde Gemeente, volstrekt eene vermaning hooren wilde. ‘Calf zeide: dat hij dan de slotsom van alle vermaningen zou voordragen. Hij trad ten kansel, en | |
[pagina 301]
| |
sprak met waardigheid: denk wel, spreek wel, doe wel. Amen. De Vorst zeide: nooit korter, nooit zaakrijker preek gehoord te hebben, en voegde zijnen priester toe: zoo moest gij ook doen, maar gij hebt te veel bijspel.’ Zeer trof hem het verlies van Burgemeester witsen, bij wiens einde hij tegenwoordig was. Den 1sten van Herfstmaand 1717 vertrok hij uit deze landen, en vond terstond weder in Rusland de handen vol werks. Het is opmerkelijk, dat, gelijk zijne terugkomst na de eerste reis gekenmerkt was door de bloedige teregtstelling der Strelitzen, dus de tweede onmiddellijk gevolgd werd door den dood van zijnen Zoon alexis, op 's Vaders bestel. ‘Noch het een, noch het ander,’ zegt scheltema te regt, ‘had peter in Holland geleerd.’ De voortzetting des Oorlogs met Zweden, - de daardoor veroorzaakte noodzakelijkheid, om de scheepsmagt op een' goeden voet te houden en te verbeteren, - verwijderingen in 't staatkundige met deze landen, die men van 's mans voorkeur voor, en goed onthaal in Holland niet verwacht zou hebben, - het eindelijke sluiten van den Vrede in het Noorden te Nijstad, - de scheepsfeesten, door peter ter viering van de door hem geschapene, thans voltooide en zegevierende zeemagt gegeven; zijne verdere belangstelling in den koophandel, waartoe men van het in Holland geleerde en geziene vlijtig gebruik maakte; zijne voortdurende gehechtheid aan Hollandsche zeden, gebruiken en taal, - ziedaar de hoofdzaken, die nu verder verhandeld worden, en ons tot het besluit des werks brengen, 't welk den wijzen middelweg gaat tusschen eene overdrevene opvijzeling en dwaze bezwalking der verdiensten van dezen zonderlingen, en, in weerwil zijner zware en veelvuldige gebreken, nogtans grooten man. Hierop volgen nu eene reeks bijlagen en bewijzen, waarvan de titels alleen genoegzaam de belangrijkheid zouden kunnen aantoonen; dan, ons bestek verbiedt ons, zelfs dit geraamte te leveren. Wij moeten echter | |
[pagina 302]
| |
onze Lezers (die zich dit belangrijke werk gewis zullen aanschaffen, indien zij het niet reeds bezitten, waartoe hun een tweede druk waarschijnlijk eerstdaags gelegenheid zal geven) vooral opmerkzaam maken op No. 1, voor de zeden- en handelgeschiedenis zoo belangrijk; op No. 13, waaruit wij de betrekkingen van onzen witsen tot een' Aziatischen Prins, den stamvader der tegenwoordige bagration's, zich noemende uit den huize davids en salomons, leeren kennen; op No. 14, eene treffende schets van den toenmaligen bloei van Zaandam; op No. 16, 't welk den goedhartigen voormaligen Koning van Holland in het gunstige licht van bevorderaar des vaderlandschen roems doet zien; op No. 20, schoon ook van elders bekend; op de krachtige omtrekken van peter, in het regte licht geplaatst in No. 23; op het onvoltooide heldendicht in No. 34, waaromtrent wij, ten aanzien der treffende schijnbare voorzegging wegens Keizer alexander en napoleon, moeten aanmerken, dat dezelve, in verband beschouwd, zich ook wel van den Vrede te Tilsit in 1807 laat verklaren. Het Imperii extendet fines ziet dan op de Perzen of Turken. Eindelijk verdienen de uittreksels uit peter's Zeereglement van 1720 gelezen te worden, als welke vooral over de reize des Czaars naar Engeland veel licht verspreiden. De Heer scheltema heeft daaromtrent den vaderlandschen roem treffelijk verdedigd. Het verheugde ons zeer, in de Narede te zien, dat aan eene overzetting van dit reeds uitverkochte werk, ‘in de Engelsche, Hoogduitsche en Fransche, misschien ook in de Russische talen, gedacht, zoo al niet gewerkt wordt.’ Eene eer, die gewisselijk zeer weinigen onzer Schrijveren te beurt valt. |
|