alzoo de schade der bezitters, en van den Staat, zoo veel mogelijk te weren.
Buitendien vinden wij in dit stukje vele stellingen en gezegden, tegen sommige van welke het ons vergund zij eenige bedenkingen in te brengen. Krauss noemt de pest (bl. 7) eene in zwang gaande ziekte, met verschillende vernielende verschijnselen gepaard, die door eene bij zondere oorzaak in de dierlijke bewerktuiging voortgebragt, in dezelve eene stof verwekt, welke aan elk voorbeschikt dier, door aanraking en opneming medegedeeld, dezelfde ziekte voortbrengt, en onder ongunstige omstandigheden voorzeker den dood veroorzaakt. Wie ziet niet in, dat deze bepaling niets bepaalt, en schier op alle besmettelijke ziekten kan worden toegepast? Het ontbreekt haar daarenboven aan duidelijkheid. Wat zijn de vernielende verschijnselen? wat is hier eene bijzondere oorzaak? - De vergelijking tusschen dieren en kinderen, (bl. 18), als beiden op eenen minderen graad van bewerktuiging staande, vinden wij ook niet zeer juist, vooral niet, zoo als zij hier voorkomt, in een geneeskundig oogpunt; althans wij zouden het niet wagen, deze vergelijking in de praktijk door te voeren. - Wat de Hoogl. (bl. 22) met eene wisselvallige bestemming te kennen wil geven, bekennen wij niet te verstaan. Wij schrijven deze en dergelijke, kwalijk gekozene, uitdrukkingen aan onbekendheid met onze taal toe, welke in deze geheele Verhandeling doorstraalt. - De geheele redenering (bl. 39, 40) is ons mede zeer duister. Wat is zuurstof met koolstof doordrongen, zoodat zulks door de luchtproever niet te ontdekken zij? hoe verwekt de inademing daarvan buitensporige afscheiding der waterstof? en wat daar verder ter verklaring der besmetting, zonder duidelijk merkbare stof, gezegd wordt. - Bl. 45 ontkent de Schrijver de besmettelijkheid der ziekte; daar het
echter, uit bl. 41, meer dan waarschijnlijk is, dat zij door vreemde beesten is aangebragt. - Ook komt het ons voor, dat de orde, waarin de geleerde Schrijver zijne gedachten geschikt heeft en voordraagt,