doogt. Het is hier de plaats niet, om deze aangenomene stelling te onderzoeken, goed te keuren, of te wederspreken. Elk niet ongeoefend Godgeleerde weet, hoe veel er noodig zij, om al datgene aan te voeren en te rangschikken, dat tot eene juiste gevolgtrekking leiden moet, en hoe zeer alle uitlegkundige gronden, zelfs met de meeste scherpzinnigheid ontwikkeld, eindelijk afhangen van dat regte gebruik der oordeelkunde, welke, hoe zeer aan anderen mishagende, voor den vriend der waarheid afzonderlijk beslist. Dan, hoe dit ook zij; deze Verhandeling bevat in zich zulk eenen rijken schat van bedenkingen, dat zij vrijelijk mag aangemerkt worden als eene volledige geschiedenis der uitlegginge van gemelde plaatsen en het daaruit afgeleide leerstuk, daar er (althans zoo ver den Recensent bekend is) bijkans niets is overgeslagen, wat er, van de vroegste tijden af tot op den huidigen dag, daaromtrent uitlegkundig is voorgedragen: zij doet alzoo eer aan den Steller, en levert gewisselijk het toonbeeld aan alle jonge Beoefenaren der H. studiën,
met welke uitgebreide kundigheden zij behooren toegerust te zijn, alvorens zij den gewijden drempel betreden. - Het Tiental van Stellingen, door den Kandidaat almede ter openlijke verdediging voorgesteld, beveelt zich, over het geheel, door hare waarde; ofschoon de Recensent in het vervolg meer aanprijst zoodanige stellingen, welke onder de latere, dan wel onder de oudere, geschilpunten behooren. De laatsten, toch, hebben door hunne oudheid reeds zoo veel van hare letter verloren, dat zij naauwelijks meer als zoodanige kunnen gelden, en daarom eene zeer oordeelkundige uiteenzetting behoeven, welke voor openbaar gebruik te uitvoerig is. - De Latijnsche schrijfwijze bevalt over het geheel zeer wel. Wij verlangen zeer naar het tweede gedeelte.