hierbij ook vooral niet aan hetgeen de dag als huldigingsfeest vereischte; lof onzes geluks, onzer wijze staatsinrigting, onzes voortreffelijken Konings, ja ganschen Koninklijken gezins, met al zulke gebeden en wenschen als deze overtuiging vordert.
No. 3. Ten opzigte van het laatstgenoemde eenstemmig, wijkt dit stuk voor het overige weer af. Het is waar, de tekst: Nehemia IV:14, naar de Lutersche vertaling: Vreest niet voor hen; denkt aan dien grooten en verschrikkelijken Heere, en strijdt voor uwe broederen, zonen, dochteren, vrouwen en huizen, geeft eenen niet ongelijken loop aan de hand. Doch zimmerman, gebruik makende van scheltema's Bemoediging, schetst in het eerste deel, zeer uitvoerig, de ongegrondheid eener moedelooze vrees. Het tweede deel, daarentegen, herinnert, wat God voor ons - en tegen onze vijanden, reeds heeft gedaan. Terwijl de nog jeugdige Prediker wel minder dan van der palm aandringt op het tegengaan des gevaars, maar ook het gereed houden, zoodra de Vorst roept, met eigen openlijk aanbod krachtig verzegelt. Wij kunnen noch den geest, noch den vorm van dit stuk onzen lof onthouden. De Heer zimmerman verdient hem volkomen; en wij meenen zijne nederigheid te mogen waarschuwen, om denzelven niet te gereed en te gul met gelijke munt te betalen; omdat zulk eene wederkeerigheid, als men in dit stuk en scheltema's Alexander aantreft, ligt verdenking en gelach verwekt.
Wij willen van elk iets afschrijven.
‘No. 2. Sedert de grond, door het bloed onzer Helden aan den zegen der nakomelingen geheiligd, een gedeelte werd van het Rijk der Franschen, bestond het (vaderland) niet langer. Nu verving de wapenpraal des baldadigsten tirans alle de gedenkteekens onzer vroegere grootheid. Zijn adelaar ontheiligde alles en wapperde van ons Kapitool, zoo dikwijls hij ons dwong, om over het vergieten van het bloed der Volken, die voor ons streden, om over het ver-