Waartoe zou het strekken, dat wij een dor geraamte van elk dezer stukken hier volgen lieten? Men loopt daarbij slechts gevaar, de eenvoudige schets van het meesterstuk als weinigbeduidend te miskennen, het kronkelend pad van den lossen zang voor gewrongen en mislukt te houden. Ieder koope veeleer dit weinige, voortreffelijke, bij zoo onvergetelijk eene gelegenheid vervaardigd. Het is de keurigste inleiding tevens, door de tegenstelling boven alles krachtige inleiding, tot hetgeen bijna te gelijker tijd, met vele stroomen, uit de Nederlandsche dichtpen is gevloeid, en door ons terstond staat aangekondigd te worden. Ja, Landgenooten, voelt al het geluk, dat u reeds streelde, maar inzonderheid uit de toekomst blijde toelachte, om te beseffen, wat gij verliezen zoudt.... wat gij te verdedigen hebt.... wat u tot allerlei opofferingen moet sporen!
Om den Lezer niet zonder een gering staaltje van het aangekondigde te laten, zullen wij der Vrouwe de eere gunnen, en slechts bij den greep iets van haar overnemen.
De lieve Vrede slaat hare oogen
Met teedre blijdschap neêr van de overaardsche bogen,
En biedt ons malsche rozenblaàn
Om Koning willems voet ten zacht tapijt te spreiden.
Ja! vloer' zij hem het donzigst pad,
Die reeds zoo lang op distlen trad,
En nimmer andre zuchten had,
Dan heil en deugden uit te breiden!
Gezegend Holland! buig de kniên,
Gij zult uw kroost gelukkig zien!
Erken 't, en, nimmer dankens moede,
Beveel dees Heilvorst in Gods hoede,
Wiens deugd u de eeuw van goud met schooner glans voorspelt
Die Holland, met d'alouden luister,
Zal doen herrijzen uit het duister,
Waarin verdrukking 't hield bekneld!
Die d' ongekrenkten roem der eerbiedwaarde Vaderen,
Zoo verr' de zon heur gloênde raderen
Om 's aardrijks schuddende assen drijft,
Bij 't nageslacht zal uit doen schitteren:
Een roem, die magt- en rijksbezitteren
Ten voorwerp van bewondring blijft!