Staatkundige Aanmerkingen op eenige Geschriften van den dag, en over de belangen van alle Franschen. Naar de tweede Uitgave van De Chateaubriand, door A. Bruggemans. Te Dordrecht, bij A. Blussé en Zoon. 1815. In gr. 8vo. XVI, 136 Bl. f 1-2-:
Hartelijk wenschen wij, dat dit boekje in Frankrijk algemeen gelezen, beaamd en gevolgd zal zijn. Het is vooreerst en vooral gerigt tegen carnot's, in ons oog schaamtelooze en belagchelijke, Memorie. Daarna, echter, trekt het zoo wel tegen onvergenoegde Koningsgezinden als Republikeinen en - hier zou het woord Brigands voegen - Napoleoniden te velde. Dit geschiedt doorgaans met even zoo vele bondigheid en geschiedkunde, als vernuft en kracht van stijl. En, waar de eersten al niet te vinden geweest mogten zijn, daar vergoeden dit de laatsten zoo veel mogelijk, schermende met de eer, de edelmoedigheid, den onbevlekten krijgsroem der Franschen - à faire peur, zegt onze Hollandsche ondervinding. Veel wordt natuurlijk gesproken van het Constitutioneel Charter; en met genoegen zagen wij daarbij, dat chateaubriand inderdaad geene bekrompen denkbeelden voedt; maar, hoe vol ook van eerbied voor oude instellingen, beginselen en denkbeelden, toch zeer wel begrijpt, dat de tijden veranderen, en wij ons daarnaar behooren te schikken; dat de menschelijke geest kan vooruitgegaan zijn, de omwenteling iets goeds kan hebben achtergelaten, en dat vrijheid en Constitutie, hoe ook misbruikt, evenwel noch hersenschimmen, noch nuttelooze, veel min verderfelijke, zaken zijn. Dit zij genoeg ter aanprijzing van een werkje, dat ons, helaas, doet zien, wat al niet behoefte is, om het rijk der woelgeesten maar eenigzins in toom te houden; en ons met te meer nadruk toeroept: maakt eer een dijk van uwe lijken, dan dat gij zoudt dulden, ooit wederom in dien bodemloozen draaikolk medegesleept en verzwolgen te worden!