Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1815
(1815)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 220]
| |
Mémoires secrets sur Napoléon Buonaparte; écrits par un homme qui ne l'a pas quitté depuis quinze ans. Tome I. Paris, chez G. Mathiot. 1814. 8vo. 216 pag.Wij hebben begonnen, den Lezer van ons Mengelwerk het Historisch Overzigt over Napoleon Buonaparte mede te deelen. Deszelfs Schrijver heeft een Vervolg op hetzelve uitgegeven, onder den opgemelden titel. Dit stukje, te breed uitloopende, om door ons in zijn geheel geplaatst te worden, en echter vele zeer belangrijke bijdragen bevattende, zullen wij het een en ander daaruit ontleenen, en wel vooreerst | |
Iets over zijne wijze van bestaan.Buonaparte is, volgens zijnen aard, inwendig altoos min of meer werkzaam. Zoodra hij door geene personaadjen meer omringd is, is de alleenspraak zijn hebbelijke toestand; dikwijls voegt hij het gebaar bij het gesprek, en meestal bezigt hij dezelfde bewegingen voor dezelfde omstandigheden. - Verlaat hij u, zoo zijt gij het voorwerp, dat hem uit- en inwendig bezig houdt. Zoo hij u door valsche beloften bedrogen heeft, of u in eenig opzigt tot zijn dupe heeft gemaakt, het is voor mij terstond te ontdekken. Zijn tred is dan ongelijk, sterk en haastig; hij doorloopt het vertrek met gebogen hoofd, en naar zijne handen ziende, welke hij herhaalde malen wrijft; zijn lach is somber en stijf; hij blikoogt; alleen het linker oog sluit zich bijna geheel: hij is over zichzelven voldaan. - Heeft men hem gronden ontvouwd, welligt door hemzelven gevorderd; zoo dezelven strooken met zijne belangen, of alleen met zijne driften, hetgeen voor de ontvouwers van veel meer waarde is, dan wordt hij eenigermate vrolijk nadenkende; zijn voorhoofd heldert op; nu hoort men deze oordeelvellingen: Niets juister! - Hij heeft regt. - Hij oordeelt juist. - Het is niet tegen te spreken. Komt hij wijze voorstellingen te hooren, schoon uitgedrukt met alle mogelijke verschooning, die nogtans tegen zijne bedoelingen of het reusachtige zijner ontwerpen strijden; of heeft hij slechts vernomen, dat zoodanige voorstellingen in vertrouwen aan eenen Minister gedaan zijn; dan bevindt hij zich waarlijk in eenen toestand van toornige | |
[pagina 221]
| |
beroerte; alles, wat aan hem is, physiek en moreel (ligchaam en geest) is in wanorde. Het schokken der verschillende hartstogten, dat in zulk een oogenblik zijne ziel martelt, is zoo verschrikkelijk, dat de bliksem voor zijne voeten zou kunnen neêrslaan, zonder hem aan zijne stuiptrekkingen te ontrukken. Dit is de éénige vaste toestand, waarin hij het langst blijft. Het werktuig intusschen niet meer aan de schuddingen kunnende weêrstaan, wordt de man bedaarder. Dan is het pijnlijk voor de menschheid, de blikken op hem te vestigen. Eene in zichzelve gekeerde somberheid, woestheid en akeligheid kenschetst zijn gansche wezen. Zijn toestand is zigtbaar smartelijk. De Hemel schijnt hem de zoete gift der tranen te eenemaal ontzegd te hebben. - Wanneer buonaparte zich aan dusdanige buitensporigheden overgeeft, ontbreekt den stoutsten zelven de moed, hem te naderen. Op zekeren tijd voer hij uit tegen den Prins poniatowski, juist toen een officier hem bijzondere berigten kwam brengen van davoust. Deze jonge krijgsman schrikte dermate over den razenden toestand, waarin hij den Monarch overviel, dat hij slechts in staat was hem het paket ter hand te stellen, en vervolgens heenging zonder een woord te spreken: te huis gekomen, begaf hij zich te bed, dat hij drie dagen hield; ondertusschen is deze officier een onzer dapperen, en wel zeer dapperen. Hetgeen nog bijzonders in deze zaak plaats had, is, dat de Meester het paket tien minuten in de hand hield, zonder te weten, wie het hem gegeven had: ik was het, die hem daarvan onderrigtte. | |
Iets over Buonaparte's krijgskunde. En: de naaste aanleiding tot den dood van Enghien.Ik zal in geene krijgskundige bijzonderheden treden, en spreek ik van den roemvollen dag van Marengo, het geschiedt niet omdat hij het lot van Italië beslist heeft, maar omdat hij buonaparte eene nieuwe soort van strijd heeft aan de hand gegeven, welke hij steeds heeft gevolgd, waaraan hij zelfs alle bedenkelijke uitbreiding gaf; omdat hij zich daar het eerst een denkbeeld heeft gevormd van die verschrikkelijke, moorddadige taktiek, welke van de gevechten slagtingen maakte, waarbij de kunst van den oorlog tot niets meer strekte; taktiek, eindelijk, die stroomen bloeds deed vloeijen, en de eerste, voorname grond van zijnen voorspoed was. | |
[pagina 222]
| |
- Sedert zes ure in den morgen vochten de beide partijen met gelijke woede en gelijk voordeel. - Thans beging buonaparte eenen misslag, die op het punt stond, om alles te bederven. - Het was gedaan, en de Fransche wapenen ontvingen eene bloedige vlek, - toen eensklaps eene wolk van stof en verward, herhaald geschreeuw de aankomst der afdeelingen van lemonier en desaix verkondigden. - Buonaparte begaf zich terstond derwaarts, schikte ze op twee digte rijen in slagorde, versterkt door de reeds vlugtenden. Het was toen eene massa menschen, in staat om schrik aan te jagen. Hetgeen de magt dezer dikke phalanx nog vermeerderde, was, dat, door eene betoovering, die slechts op de Franschen werkt, allen den moed hernomen hadden; men wedijverde om den voorrang. De Generaal trok partij van deze geestdrift, en wierp deze massa van strijders op den vijand, die, geenen tijd gehad hebbende om zich (na het vervolgen, enz.) wederom tot een enkel ligchaam te vormen, eensklaps, en zonder naar herstel te kunnen omzien, verpletterd werd. Het is niet omdat ik Franschman ben; maar ik verklaar, dat ik hoopen van zestig tot tachtig soldaten, zonder eenige orde in acht te nemen, op geheele bataljons Duitschers heb zien storten, dezelven doorbreken en verstrooijen, zonder bijna eenigen tegenstand te ondervinden; zoo onverwacht was het onweêr, en zoo volkomen de schrik, door hetzelve veroorzaakt! - De gebeurtenis, die over dezen dag besliste, was een lichtstraal voor buonaparte. Die massa menschen, eensslags stortende op eene andere, die zij verplet en verstrooit, was de schoonste schilderij voor zijne verharde ziel; hij kon zijne oogen van dezelve niet afhouden. Eene geheele poos lang herhaalde hij, alleen zijnde, de laatste bijzonderheden van dit gevecht. ‘Ja, het is éénig! hoe! alles is verloren! men dringt zich zamen! men stort zich op den vijand, en alles ligt overhoop! Dit gevecht weegt al de gedenkschriften van caesar op.’ Inderdaad, de kunst van vechten nam met hem eene andere gedaante aan. Het waren niet meer van die wijze verbindingen, die krijgslisten, welke, zonder stroomen bloeds te vergieten, de verschelen der Koningen beslisten. Men manoeuvreerde slechts nog op de slagvelden, om het oogenblik uit te kippen, van zich op zijne prooi te werpen, en haar te verscheuren. Zoo buonaparte de keus had, om tweeduizend man met verlies van | |
[pagina 223]
| |
vierhonderd der zijnen overhoop te werpen, of twaalfduizend met verlies van vijftienduizend zijner soldaten, zijne keuze zou niet twijfelachtig zijn; wij hadden vijftienduizend Franschen te beweenen. Van hier, dat mij al zijne zegepralen nooit de minste verwondering hebben ingeboezemd.
Wij waren in het begin der maand Februarij 1804; de Bataljons-overste rosey, een man in vertrouwen bij den Heer drake, destijds Minister van Engeland aan het Hof van Stutgard, deed den Eersten Konsul weten, dat de Engelsche Ambassadeur verstandhoudingen in Frankrijk hield, door middel van agenten op den regter Rijnoever, zoo wel te Weissemburg als te Offenburg, alwaar de Barones van reich inzonderheid werd aangeduid. Men verloor geenen tijd, en terstond werden bekwame spions naar den regter Rijnoever afgevaardigd, met order om zich te nestelen in de bijeenkomsten der verschillende agenten van het Engelsch Gouvernement, of in allen geval ten minste zich daar eenigen toegang open te houden. De Bataljons-overste rosey moest hun in het geheim behulpzaam zijn in hunne verrigtingen. Den 2den Maart stelde men den Eersten Konsul eenen brief ter hand: hij was van een' der spions, die zich in het gezelschap der Barones van reich had ingedrongen. Na talrijke bijzonderheden over de verstandhoudingen van gezegde Barones en hare medestanders, vond men de volgende ongelukkige uitweiding: ‘Dingsdag-avond was ik bij de Barones; het gezelschap was talrijk; ik maakte mijn partijtje met den Heer stelaubenz; men twistte levendig over het krijgsgeluk des Eersten Konsuls. Sommigen schreven het toe aan zijne groote kundigheden in het vak des oorlogs; anderen ontkenden deze gevolgtrekking regtuit; toen iemand van het gezelschap ons zeide, dat men, om over deze kwestie te oordeelen, moest gehoord hebben, wat een zeer groot personaadje, een man vooral in staat om over dergelijke onderwerpen uitspraak te doen, van de zaak dacht. “De krijgsverrigtingen van buonaparte, zeide mij deze diepdenkende man, bewijzen zeer weinig voor zijn militair genie. Sedert lang bezit ik het geheim zijner overwinningen, en zijner taktiek. Hij is zijne zegepralen alleen verschuldigd aan den geringen prijs, dien hij op het | |
[pagina 224]
| |
leven zijner soldaten stelt. Zoo lang de overige Mogendheden hem geen gelijk systema van oorlog zullen tegenstellen, kunnen zij op nederlagen rekenen. Ja, Mijneheeren, voegde hij er bij, het is door geheele bataljons op de sabels der vijandelijke ruiterij te werpen; het is door de dooden en geblesseerden niet te tellen, dat deze gewaande groote krijgsman geslaagd is om Europa door den glans zijner wapenen te verblinden.” Iedereen was getroffen door deze taal; men vroeg naar den naam des persoons, die dit vonnis had gestreken; de verteller was onverzettelijk, en wilde hem niet noemen. Sedert een vierde uurs speelde ik niet meer. Ik had mijn' man wel opgenomen; ik verliet hem niet. Wij geraakten in gesprek; ik betuigde hem zachtjes mijn verlangen om den persoon te kennen, die over het militaire genie van den Eersten Konsul een zoo bepaald oordeel velde. Ik vorderde niets, en merkte zelfs, dat mijne aanzoeken hem onaangenaam waren: ik hield af, om geen vermoeden te geven. Des anderen daags won ik kondschap in omtrent mijn' particulier: ik vernam eerst niet dan onbeduidende dingen; maar des daags er aan volgende zeide men mij, dat deze man wél gezien was bij den Hertog van enghien; dat hij zelfs drie weken te Etenheim had gewoond: dit was voor mij een lichtstraal; en volgens eenige, het is waar zwakke aanduidingen, zou ik mij zeer bedriegen, zoo de Hertog van enghien de auteur van het aangehaalde gesprek niet ware. Wat de Barones van reich aangaat, zij is het gewone middelpunt van al de verstandhoudingen, welke in Frankrijk plaats grijpen. Pellier zal het overzigt der andere bijzonderheden opgeven. Die van de partij van M. en L. vindt men op het witte blad, tot omslag dienende; alles moet door den heetgemaakten cilinder gaan.’ Dit geheime berigt deed eene even schielijke als verschrikkelijke werking op buonaparte, wiens eigenliefde daardoor, als 't ware doodelijk, gegriesd werd. Woedende zich ontmaskerd te zien door een' man, die te eenigen dage de Mogendheden konde bewegen zich van deze ontdekking te bedienen, zwoer de wreedaard deszelfs dood. (Alle toebereidselen, benevens den moord zelven, volgden.) Den 20 Jan. te voren waren de geheime berigten nog geweest: ‘De Hertog van enghien leeft volstrekt afgezon- | |
[pagina 225]
| |
derd. Alle de verslagen, welke ik hieromtrent ontvang, stemmen overeen in de betuiging, dat hij zich volstrektelijk aan alle staatkundige gebeurtenissen heeft onttrokken. Alle zijne verrigtingen zijn die van een bijzonder man, die geene herinneringen bezit.’ - Josephine verschijnt, bij deze gansche gruweldaad, in een zeer voordeelig en beminnelijk licht. | |
Iets over de wegruiming van Moreau en Pichegru.Ondertusschen bestonden er nog twee mannen, welken hij weinig minder dan de Jakobijnen vreesde, te weten moreau en pichegru. De eerste, waarlijk groot Veldheer, zoo minzaam als zedig, door volk en leger bemind, voedde voor het gesnork en het guichelspel van buonaparte eene verachting, welke hij dikwijls niet genoeg wist te bedekken. De Konsul had twee spions bij hem geplaatst, die, onder den mantel van vriendschap, dagelijks met hem omgingen, en hunnen patroon, tot de onverschilligste handelingen toe van den Generaal, overbragten. Ziehier een getrouw uittreksel van een hunner verslagen: ‘Wij hebben gisteren bij moreau gegeten; daar was frenière, moreau de Broeder, valubert, desbordes, lamartillière, en pichon. Het onderwerp des gespreks was het Fransche zeewezen. Lamartillière zeide, dat hij nooit het genoegen zou hebben, ons in het bezit eens noemenswaardigen zeewezens te zien. Hoe ware het mogelijk? wij hebben geen' zeeman. - Hoe zouden wij er een' hebben? zeide pichon; alle oogen zijn op het land. - Niet zoo vast als gij wel denkt, Mijneheeren, hernam moreau; er zijn lieden, die mij gezegd hebben, dat binnen kort de Korsikanen wel hartelijk zouden lagchen. - Hoe dat? - Heel eenvondig; zij zullen zeggen: Frankrijk heeft ons geenen Koning willen laten; wij zijn ordentelijker, wij zullen haar eenen Keizer leveren. - Aardigheden volgden dezen zet des Generaals, gedurende het nageregt. Desbordes, eene oranjeschil drukkende, deed zich het sap in de oogen springen. Waarachtig, ik wist het wel, zeide hij, dat men er niets bij won, presser l'écorçe - le CorseGa naar voetnoot(*) - | |
[pagina 226]
| |
dat het dikwijls zelfs bijt. Dit woordenspel deed lagchen. Zeg dit niet elders, voegde er de Generaal bij; zoo de groote Korsikaan het wist, hij zou er niet om lagchen.’ Aldus had de Generaal moreau in zijnen kring afschuwelijken, die zijnen vijand alles overbragten, wat hij zeide, wat hij deed in den schoot zijner familie. Een dezer ellendelingen, sedert in het gevolg des legers in Spanje gebruikt, is door de inwoners van Saragossa opgehangen. Er was zoo veel trouweloosheid niet noodig, om buonaparte op te hitsen tegen eenen man, wiens bekwaamheden en roem zijn licht betimmerden. Wreedelijk jaloersch, wilde hij zich van hem ontdoen. Maar hij wilde zijnen ondergang verbinden met dien eens mans, dien hij doodelijk haatte, niet slechts ter oorzake zijner krijgsbekwaamheid, maar bovendien om zijne onverwinnelijke gehechtheid aan de zaak van lodewijk XVIII; het was pichegru. Behendige zendelingen ontvingen order om zich naar Engeland te begeven, verbindtenissen aan te knoopen met de Koningsgezinden, die daar heen waren geweken; dezelven wijs te maken, dat Frankrijk slechts het sein verwachtte, om zich te verzetten tegen de eerzucht van buonaparte, die zich gereed maakte om den troon te beklimmen. In het binnenste van Frankrijk, was een zwerm van handlangers der geheime Policie geslopen in de huizen, de partij des Konings toegedaan; die gevaarlijke menschen, wreede Kameleons, hadden al de kleuren der aanhangers van het Huis van bourbon aangenomen. Zij waren geslaagd om te doen gelooven, dat, in al de besturen en al de eerste ligchamen van staat, zich eene menigte menschen bevond, gereed om zich tegen de ontwerpen van den overweldiger te verzetten; maar dat iedereen zweeg, uit gebrek aan een punt van vereeniging. Eersten van den staat schaamden zich niet, zich aan de spions der Policie aan te sluiten, en hunne bedriegerijen te ondersteunen. Deze afschuwelijke kunstgreep had al het gevolg, dat men verlangde. De Koningsgezinden binnenslands, bedrogen omtrent den staat der zaken, geloofden, dat het gunstige oogenblik voor de zaak des Konings daar was. Zij schreven er over aan hunne vrienden buitenslands, die, even als zij misleid en bedrogen, in den strik vielen. De Policie aan de kusten en binnen in het land had order om de correspondentiën door de vingeren te zien, en zelfs te bevor- | |
[pagina 227]
| |
deren. Deze onachtzaamheid werd zoo verre gedreven, dat er eenige tijd verliep, alvorens men het verblijf ontdekte van verscheiden zaamgezworenen, die zich naar Parijs hadden begeven. Pichegru, dien ongelukkige omstandigheden met moreau hadden in onmin gebragt, had eenige bijeenkomsten met zijnen ouden wapenbroeder. Een lid van het toenmalig Bewind onderrigtte buonaparte hiervan in het openbaar, voor dat zelfs de spions, die moreau's voetstappen nagingen, daarvan verslag hadden gedaan. Op dit nieuws ontsnapte buonaparte een kreet van blijdschap. Ik zag hem oplettend aan; zijne lippen en het spel zijner oogappels deden eenen lach ontstaan, dien ik niet zou kunnen overbrengen; een lach, die vreeze aanjaagt. Een uur daarna kwam men hem dit nieuws officieel bekend maken. - ‘Het is al wat men noodig heeft,’ zeide hij koeltjes. Inderdaad, het was al wat hij vorderde om zijne twee doorluchtige vijanden te bederven.
Wij geven deze zeer beknopte uittreksels niet eens voor het belangrijkste, in dit Iste Deeltje voorkomende. De gebeurtenissen van den laatsten tijd hebben onze keus eenigzins gewijzigd. Ja, zulk een woest dier is napoleon; zoodanig is zijne gewaande krijgsmans-grootheid; zulk eene is zijne regering, zijne wijze om zich staande te houden, en op de argelooze braafheid te zegepralen! Dat men hem vreest? ô, wie, die in den Duivel gelooft, zou voor zijne duizendkunstenarij niet sidderen? Maar bewonderen, toejuichen, met eenige goedkeuring vereeren, in welk opzigt het ook zijn moge? bewaar ons, barmhartige God! voor een hart, dat dit zou toelaten! Ja, neem Gij overal, waar het gevonden mogt worden, zulk een steenen harte weg, en geef een vleeschen, geef een menschelijk harte in deszelfs plaats! - Het is de ondeugd, het is de onmenschelijkheid en het lage eigenbelang, waarop al zijne magt berust. Zoo ergens, tegen hem komt de bede - maar de welmeenende, werkzame bede - te pas: verstoor het rijk der duisternisse! |