eenige uitzondering; immers Gij, Mijnheer, zijt daar lid, en toejuicher, en onder de genen, die de Redenaars overhalen tot het uitgeven van hunne gelachverwekkende Redevoeringen tot nut en vermaak! Aan u had ik dus een best adres.
Iterum peccavi; want, behalve onschuldig vermaak, (dat ook zijne nuttigheid heeft) zag ik in des Dokters Reis naar de Maan volstrekt geen nut. Maar, naar het schijnt, verschillen wij zeer over hetgeen al of niet nuttig is. Gij gaat (zekerlijk tot nuttige stichting) nog al veel in kerken, daar gij een Sermoen hoort, dat in vorm en gang (misschien ook in onderwerp en strekking) veel heeft van de gewone (ook wel eens Ironisch-comische?) Verhandelingen in Felix Meritis, Concordia, en Doctrina: mij mogt dit éénmaal gebeuren, maar voor de tweede maal, en bij denzelfden prediker, gebeurde het mij zeker niet. Maar dat is nu uw smaak, en van daar welligt, dat gij in de preekaardige Verhandeling van den Dokter zoo weinig preekaardigs vond; afwisseling vermaakt, en hier vondt gij, de komische of satyrische zetten er uit genomen, niets meer dan een doodmager preekskelet, (namelijk van dat genre, als gij bij voorkeur hooren gaat;) en te magerder zeker nog, omdat de toepassing op het einde tot het wezen eener preek niet behoort, volgens de Verhandeling in ons Tijdschrift van het vorig jaar, ‘men zegt van Prof. B.....’ NB. Dit men is de Prof. zelf, volgens de Voorrede van zijne uitgegevene Leerredenen; (maar deze zijn welligt ook niet van uwen smaak, al hebben zij ook geene toepassing aan het eind.) Maar ik, die met de gewone predikwijze in andere kerken dan meer bekend ben, meen, dat men, de komische en satyrische zetten uit haakman's Verhandeling uitschrappende, er, zonder de invoeging van vele nieuwe denkbeelden, gemakkelijk eene stichtelijke predikatie van maken kan; hoewel dezelve dan in uwe, en misschien ook in mijne eigene oogen, wel een wat
mager beestje wezen kon, waaromtrent dan evenwel het ‘transeat cum caeteris!’ gelden mogt.
Dat ik gezegd heb dat de Dokter zijnen droom al droomende ter neder schreef, hebt gij zeker zoo wat half slaapdronken het Publiek op de mouw gespeld. En daar wij het over de Balance zoo eens zijn, zou het jammer zijn, dat de Reis naar de Maan tusschen ons een twistappel blijven moest. Neemt gij het door mij daaromtrent gezegde dan maar in bonam par-