Schrijver het wel bestemd had voor de drukpers. Deze Bedestonden werden voorafgezonden: het zijn eenvoudige, maar zeer goede opstellen, zeer geschikt tot het oogmerk, waartoe zij vervaardigd werden; en, die 's mans overige werken bezitten, zullen er dit stukje gaarne bijvoegen. De lezing dezer opstellen gaf ons vele herinneringen, en 's mans woorden vinden zeker nu wel meer algemeenen bijval, dan toen hij dezelve uitsprak: nu, na zoo veel ondervinding, voelen wij, welke wijze en ware woorden het waren: b.v. hetgeen van loo in 1794 zeide: ‘Wij worden gedreigd, van eenen vijand te worden verslonden, die list bij geweld, bedrog bij onderdrukking, gladde woorden bij scherpe dolken voegt, om zijne booze ontwerpen tegen ons en alle orde en wet uit te voeren. Wij hebben te strijden tegen eenen verbondenen hoop van eergierige misdadigers, die hunne heerschappij over alles, wat elken regtschapenen mensch dierbaar zijn moet, op de puinhoopen van eenen troon, op de gebeenten van duizend onschuldigen, op de lijken hunner medepligtigen nedergezet hebben, en nu met het bloed der onschuld en de tranen van weduwen en weezen opbouwen.’ - O, si fata Deum, si mens non laeva fuisset! - Wij kregen eene treurige les; en God geve, dat zij nimmer in Europa vergeten worde!
Eene onafgewerkte Leerrede over 1 Thess. V:15. begint met de woorden: ‘het is vrede!’ en schijnt door den waardigen man opgezet, om zijnen neêrgedrukten geest op te beuren, door zich te verplaatsen in de blijde toekomst, die hij echter niet beleven mogt; de opeenvolgende, gedurig al grootere rampen, hebben hem welligt de hoop, en daardoor den lust benomen, om dit opstel verder af te werken. Nu, intusschen, zien wij aanvankelijk 's mans hoop vervuld, en leven in de blijdste verwachting. Liefde en vergeving ademt geheel dit opstel; het zijn dan nu ook woorden juist voor onzen tijd, en in den edelen geest van onzen beminden Vorst en van ieder Christelijk hart.