Schoon de man hieruit blijke eene zekere rol te hebben gespeeld, en buiten tegenspraak vele bekwaamheden moet bezitten; zoo zijn wij, echter, in het ongelukkig geval van hem niet te kennen, en dus buiten staat de juistheid van het eene en de waarde van het andere regt te beoordeelen. De versjes zijn in drie onderscheidene talen vervaardigd; in het Fransch en Engelsch, zoo wel als Nederduitsch. Het zijn, voor een goed deel, liedjes, op aardige en bekende wijzen. Er heerscht in dezelven zekere gemakkelijkheid, schoon niet de uiterste kieschheid; en hooge vlugt is ons allerminst voorgekomen. Trouwens, hoe veel hebben eenige Puikdichters ons in de laatste dagen niet leeren vergen!
Van No. 2, ware het niet om deszelfs bijzondere verdiensten, zouden we thans niet meer gewagen. Waarlijk van eene vrouw zijnde, en dan welligt van eene vrouw, die nog niet openlijk als Dichteres bekend is, geeft het ons een treffend genoegen. Stof en vorm zijn, in hetzelve, even voortreffelijk. Het is soms waarlijk, of men tollens zelven hoort; schoon wij betuigen, aan hem, als vervaardiger, geenszins te denken. Op de keerzijde van het titelblad vindt men deze, niet noodelooze, verklaring: ‘Door Kenau-Hasselaeriana versta men, dat hier gesproken wordt in den geest, in dezelfde gemoedsstemming, die de onsterfelijke Heldin van Haarlem kenschetste.’ - Hoezeer, den Hemel zij dank! de mededeeling der navolgende regels thans als mosterd na den maaltijd te beschouwen is, kunnen wij echter onzen lust, tot het geven van eene kleine proeve, niet wederstaan.
Met ziel en sabel nu te veld,
En niet, gebogen op een kruk,
Al wie, hoe luttel nog bejaard,
Reeds armen heeft aan 't lijf,
Wij' jeugdig hart en vlijmend staal
Nu 't edel krijgsbedrijf!
Dat krijgsbedrijf, zoo grootsch en schoon,
Behaagt ook 't zwak geslacht,
Omdat er Vorst en Vaderland