| |
Leven, Veldtogten, en Regering van Napoleon Buonaparte; met een volledig verhaal van de in dit tijdvak gevoerde Oorlogen, inzonderheid tot opheldering van de oorzaken en waardering van de gevolgen der laatste verbazende gebeurtenissen. Uit het Engelsch van E. Gifford, Esq. Te Amsterdam, bij C. en H. Timmer. 1814. In gr. 8vo. Iste Deel. XVI en 362 bl., benevens 143 bladz. Aanteekeningen; IIde Deel, 375 en 115 Bl. f 7-10-:
Dit werk, gelijksoortig met het bovenstaande, vertoont ons den militairen Gebieder des Staatsmans, van welken het eerstgemelde ons de bedrijven schetste, ook door een' Engelschman geschilderd, maar, men moet zulks bekennen, op een' meer gematigden toon, met minder declamatiën en meer geschiedkundige daadzaken. ‘Op een' meer gematigden toon,’ zeggen wij: want het zou eene bijna bovenmenschelijke proef van geduld en hartstogteloosheid zijn, van eenen napoleon buonaparte altijd even kalm, even bedaard te spreken. Met dat al zouden wij wel gewenscht hebben, in eene levensbeschrijving, die de laatste verbazende gebeurtenissen moet ontwikkelen, en die minder ‘eene Geschiedenis van Frankrijk, dan van napoleon zelven’ moet zijn, (IIde D. bl. 103) in plaats van eenige tirades, wat meer menschkundige ophelderingen omtrent de gezindheden en ontwerpen van dezen zonderlingen man te ontmoeten, die waarschijnlijk in 1802 nog niet het monster was van 1813; of, zoo, in weerwil eener diepe huichelarij, toen reeds de schrandere menschenkenner in Jaffa's moordenaar den ontvolker van Europa vooruitzag, zoo moesten toch zijne middelen en streken, om Frankrijk, om Europa te verblinden en te bedwelmen, meer op den voorgrond geplaatst, en niet slechts zijne daden vermeld en afgekeurd zijn. Daarenboven kleest dit boek nog één algemeen gebrek aan: het is veel te spaar-
| |
| |
zaam in de opgave zijner bronnen, die toch blijkbaar niet enkel uit de nieuwspapieren bestaan. Wij verlangen wel niet, dat een Schrijver overal, aan den voet van elke bladzijde, zijne zegsmannen met deel en bladzijde noeme; maar dat mogen wij toch met regt verlangen, dat hij in de Voorrede, of waar het pas geeft, zijnen Lezer melde, waaruit hij zijne berigten schepte, en vooral, dat hij, bij eenigzins twijfelachtige of wonderspreukige Anecdoten of bijzonderheden, door het opgeven der mondelijke of schriftelijke bescheiden, die hij volgde, zichzelven buiten verantwoording stelle. De Levensbeschrijver van talleyrand heeft dit zorgvuldiglijk gedaan; schoon wij meenden, de echtheid dier bronnen te mogen in twijfel trekken.
De taak, die Sir e. gifford zich heest voorgesteld, is, uit hoofde der bijzondere werkzaamheid, en den onmetelijken invloed van zijnen Held op de geheele beschaafde wereld, zeer uitgebreid. Hij verdeelt die stoffe dus, dat hij in den tekst een doorloopend verhaal levert, en de Anecdoten van buonaparte's gunstelingen, hovelingen, bijzonderheden, hemzelv' overgekomen, of door hem verrigt, en ontwikkelingen van in den tekst kortelijk verhaalde gebeurtenissen, in noten achter denzelven plaatst, die echter voor het gebruik veel voegzamer onder denzelven zouden gediend hebben. Voorts leest het werk zeer aangenaam, en is gewis niet van belang ontbloot. Wij zullen slechts uit de minder bekende kindschheid en jeugd des Overweldigers enkele trekken aanstippen. Hij werd niet, zoo als men doorgaans denkt, te Ajaccio, maar te Minerbe, een dorp, omtrent zes mijlen noordwaarts van St. Fiorenzo, geboren, gelijk de Schrijver zelf op Korsika verstaan heeft (bl. 11). De bekende gemeenschap van marboeuf met zijne moeder wordt in het midden gelaten. Op deszelfs voorspraak te Brienne geplaatst, zonderde hij zich van zijne makkers altijd af, omheinde een' eigen' tuin, waarin hij niemand toeliet, werd de Spartaan genoemd, en nam met vuur de partij van zijn Vaderland tegen de Franschen, gelijk ook zijn Vader carlo daarvoor gestreden had. Een der Zoons (waarschijnlijk jozef) was zelfs de Doopzoon van paoli. Napoleon was niet gevoelig voor schandelijke straf, hield zich bezig met vestingbouwen, (hij was ver in de wiskunde) en soms met poëzij. (Hij schreef een gedicht op de vrijheid van Korsika.) Voorts
| |
| |
was hij zoo gestreng in zijne zeden, dat hij zelfs den omgang met een' medeleerling, na gedane waarschuwing, opgaf, omdat deze met slecht gezelschap verkeerde. Anderen zeggen, dat hij, te Parijs, een meisje bezwangerde, en daarna vergiftigde. Naar die Hoofdstad kwam hij van Brienne op de Militaire School, omdat hij, na een vijfjarig verblijf in genoemde plaats, geoordeeld werd zijnen medeleerlingen vooruit te zijn. Te Parijs werd hij Obetreffendicier der Genie, en ging op zijn zestiende jaar, als Luitenant der Artillerij, naar Auxonne, waar hij zich reeds onbewimpeld als een' Republikein vertoonde, en er last leed van zijne krijgsmakkers. Na marboeuf's dood van diens onderstand verstoken, keerde hij in 1786 naar Korsika terug (anderen zeggen in 1790.) Buonaparte bood in Korsika zijn' dienst den Engelschen aan, van wier staatsregeling hij een groot bewonderaar was, doch werd van de hand gewezen, (even als voormaals eugenius door lodewijk XIV, 't welk dezen even duur te staan kwam, als Engeland de afwijzing van dezen jongen eerzuchtigen.) Hij begeerde, namelijk, den rang van Kapitein bij de Artillerij; men wilde hem dien van Kapitein bij de Linietroepen geven. Hij was nog gehecht aan paoli, en bijna in diens ongenade bij de Conventie gewikkeld. Volgens sommigen, ging, toen de Engelschen Korsika innamen, buonaparte, door paoli verdreven, naar Marseille, waar hij in 1793 aankwam, zich toen bij de ergste volksmenners en moordenaars voegde, en bij het beleg van Toulon, in 1793, de eerste blijken tevens van zijne groote krijgskundige bekwaamheden en volharding, en van zijnen bloeddorstigen tijgeraard gaf, doende 1400 van de overgeblevene 3000
Toulonners afmaken of deciméren. (Deze twee berigten schijnen niet wel te strooken, zoo men niet aanneemt, dat van de 1600 overgeblevenen de tiende man nogmaals werd doodgeschoten.) Hierbij zou buonaparte pardon hebben doen uitroepen, om de ongelukkigen, die slechts bij de losbranding neêrgevallen en zich dood gehouden hadden, te doen opstaan en voor goed te doorschieten. Te Nizza werd hij als terrorist (of man des bloeds) gevangen genomen, en naderhand uit de stad gebannen; hetwelk hij zoo euvel opnam, dat hij zich (uit geldgebrek) te voet naar Parijs begaf, en aldaar in de uiterste armoede aankwam. Zijne verdere kennis aan barras, en door hem aan de Weduwe beauharnais, zijne
| |
| |
aanstelling tot bevelhebber tegen de anti-Jakobijnsche Parijzenaars, zijn bloedig gevecht met dezelve, (waarin ons echter het alhier opgegevene getal van 8000 menschen, van allerlei kunne en ouderdom, die daarin zouden gesneuveld zijn, te hoog voorkomt) is bekend, en leide den grond tot zijn volgend fortuin, door hem het bewind des Italiaanschen Oorlogs te vertrouwen.
Verder zullen wij dit verslag niet volgen, daar iedereen de ongeschiktheid begrijpt, om, ook in een bloot uittreksel, alle de Staats- en Oorlogsfeiten van napoleon op te sommen. In het verhaal van de laatsten is de Schrijver vrij uitvoerig en naauwkeurig, meer dan, onzes inziens, omtrent de staatkundige verrigtingen het geval is, waarover hij wel eens wat los heenloopt; doch het is zekerlijk waar, dat buonaparte in persoon veel schranderder en geduchter was als krijgs- dan als staatsman, waaromtrent hij zich doorgaans van het beleid van anderen bediende. Wij vinden hier, zoo in den tekst als in de noten, vele wetenswaardige bijzonderheden opgeteekend van 's mans eersten veldtogt naar Italië, - van zijnen avontuurlijken togt naar Egypte, en nederlaag in Syrie bij St. Jean d'Acre, (die de Schrijver, met al het geoorloofde gevoel van fierheid op zijnen uitmuntenden landgenoot Sir sidney smith, voor wiens talenten en moed het schrikbeeld van napoleon's onverwinnelijkheid voor het eerst verdween, in bijzonderheden te boek stelt) - voorts van zijne ontsnapping uit Egypte, komst te Parijs, en de omwenteling van 10 Nov. 1799, die tot zijn oppergezag den grond leide, en waarmede dit Deel eindigt. Het tweede beschouwt dan nu den Korsikaanschen gelukzoeker als Regent van Frankrijk, eerst onder den naam van Eersten Consul, daarna onder dien van Keizer, tot op den Vrede te Tilsit en het einde des jaars 1807. Hier vinden wij weder een belangrijk verslag van den vermaarden veldtogt met de Armeé van Reserve in den zomer des jaars 1800, in 't bijzonder van den slag bij Marengo. Buonaparte wordt beschuldigd,
zijne handen hier ook met het bloed van dessaix, zijn' strijdmakker in Egypte, en door wien, te Marengo zelve, in het neteligst tijdstip, de overwinning beslist werd, bezoedeld te hebben. Hoewel de latere gebeurtenissen ons geleerd hebben, buonaparte tot geene misdaad hoegenaamd te goed te achten, zoo komt het ons echter voor, dat de moord van dessaix
| |
| |
in die oogenblikken, toen hij midden in het heetste gevecht met de Oostenrijkers was, hoogst onbedachtzaam zou geweest zijn, omdat zulks den geheelen uitslag van het gevecht, waaraan het lot des nieuwen Consuls hing, in het grootste gevaar stelde; te meer, daar de Heer goldsmith (op wiens gezag de Schrijver deze bijzonderheid meldt) er bijvoegt, dat napoleon den slag bij Marengo verloren had, eer dessaix te voorschijn kwam, die de kans deed verkeeren. Dit is juist een oogenblik, waarop voor een' Veldheer, die zijne troepen wil aanmoedigen, het grootste gevaar van den vijand is. Wij gelooven dus, dat de Troonroover, die waarlijk reeds genoeg te verantwoorden heeft, van dezen gruwel kan worden vrijgepleit. - Na den Vrede van Luneville, worden 's mans kuiperijen, zijne bevrediging, en vernieuwde krijg met Engeland, tot op den in 1805 op nieuw uitgebarsten landkrijg, kortelijk en min voldoende, deze laatste daarentegen meer uitvoerig, voorts de onderhandelingen en overweldigingen in 1806, en eindelijk de Pruissisch-Russische Oorlog in 1806, 1807 geschetst. In dezen wordt, uit Fransche Dépêches zelve, aangetoond, dat de overwinning bij Eylau, zoo als de Franschen die noemen, eene mislukte poging geweest is, om op Koningsbergen aan te rukken. Het geschiedverhaal wegens de laatste maanden van 1807 is zeer gebrekkig; ja van den strooptogt der Britten naar Koppenhagen, waarvan buonaparte zulk een behendig gebruik maakte, wordt geen woord gesproken.
Zeer vele bijzonderheden en Anecdoten zouden wij uit dit boek kunnen mededeelen; dan, ons bestek verbiedt het ons. Zie hier dus slechts een paar. - Rousseau moet reeds de voorspelling gedaan hebben, ‘dat Korsika een' man zou voortbrengen, die de gansche wereld met verwondering zou vervullen.’ (Iste D. bl. 5.) De, nog levende, beroemde Schilder david is een monster van wreedheid, een der ergste moordenaren onder robespierre, die, onder andere, eene zwangere vrouw met zeven kinderen, die hem knielend om het leven van haren echtgenoot bad, in die smeekende houding afteekende, haar toen zijne schets vertoonde, en zeide: Dit is mijn eenig antwoord. 's Daags daaraan liet hij den beul wachten, om den stervenden man tot een tegenstuk van zijne vrouw te schetsen.... Hoe kan het kunst-genie in de ziel van zulk eenen Duivel verdwalen? (IIde D. in de Aant.)
De stijl is doorgaans duidelijk, zonder eenige aanspraak op
| |
| |
sierlijkheid. Doch uitdrukkingen, zoo als: de val spekken met Malta, en: de beerenhuid verkoopen, eer de beer gevangen is, (IIde D. bl. 79.) zijn den stijl der Geschiedenisse onwaardig. |
|