afwisseling in den toon der sprekers, geestig en tevens gepastelijk ernstig, zou het misschien ook de liedjes niet eens behoeven; die echter, op zichzelven wel eenvoudig, maar toch meestal fraai in hunne soort, leven en sieraad aan het spel bijzetten. Wij moeten het Hollandsch Tooneel, en den Amsterdamschen Schouwburg in het bijzonder, gelukwenschen met het bezit van een' Man, zoo bekwaam, zoo ijverig en weldenkend als westerman, en eindigen met deze korte opgave van het stukje, welks eenvoudigheid en welvoegelijkheid overigens zijnen goeden smaak tot eer verstrekken.
De Heer Goedhart wil de verjaring van het herstel zijns handels door al zijn volk gevierd hebben, en tevens op dezen dag zijne dochter aan een' teruggekeerden Garde d'Honneur verbinden. De meesterknecht en zijne vrouw, benevens de dienstmaagd, zijn echter niet opgeruimd, voor zoon en minnaar terugkeert. Een snaak, die Elsje wilde troosten, en een gewezen Douanier, als speelman opgetreden, doch herkend en uitgeworpen, wisselen de gesprekken op eene komieke wijze af. Zang doormengt en dans besluit het vaderlandsche en blijde seest; dat, wij herhalen het, de feestelijke stemming van het publiek, bij de herdenking aan het afgeschudde handeljuk, zeer waar en loffelijk uitspreekt en wijzigt.
Zie hier, ter proeve, iets uit de zangstukjes:
De kerfbank gaat weer op een' draf,
De zegels zijn van 't pakhuis af,
De vogel met zijn' krommen bek
Zit op de flesch niet meer.
Ieder is weer op zijn' ruiker,
Heer en knecht en looper;
Koffij, klontjes, rijst en suiker,
Rookt nu weer zijn pijpje;
De Regie is aan een kant,
En wij zijn uit den brand.