Het eerste is een da capo; sommigen meenen, eene parodie; alsof het gestelde door den Heer van swinderen reeds Oostersch zou zijn! Doch, deze lieden hebben zeker niet meer dan den titel gelezen. Want waarlijk, die den Schrijver van dit Festum tot zoo iets in staat houdt, die kent hem niet. Och neen, het is wel degelijk in eenvoudigheid des harte, althans des verstands, dat hij zijne medeburgers, door dit stukje, een dubbel vermaak - in vorm zoo wel als stof - heeft willen aanbieden. Daarom is het ook in het geheel zoo hoogdravend niet, dat van swinderen daardoor in eene zekere belagchelijke schaduw - dit klinkt toch wel even goed als belagchelijk licht - zou geplaatst worden; of dat de goê gemeente er door in de war zou raken, bij het lezen van allerlei namen, waarvan zij vaak niet wist wat te maken. Bij voorbeeld, op den titel staat: Festum seculare secundum; dit is geen Oostersch, maar het hoort er toch bij, want de taal der Akademie is Latijn; doch terstond volgt: Of tweede Eeuwfeest, enz. Nu, zoo is het door het gansche boekje heen. Weet men er geen Oostersch, of eigenlijk bijbelsch, woord voor, dan schrijft men maar Consul of zoo; en is het Oostersche woord wat minder algemeen verstaanbaar, dan vertaalt men het in eene noot. In één woord, het moge waar zijn, dat de Almanak naar den geest, en dit stuk slechts naar het vleesch of den rok (eigenlijk maar pannus assuitur hic unus et alter) Oostersch is; dat is alwat men er van zeggen kan, en de menschen zijn er verre van daan, elkander belagchelijk te vinden.
Getuige N. 2; welks schrikbarende titel alle onze ruimte wegneemt. De menigte der achteraangevoegde liedjes, bij de gelegenheid gezongen, zijn doorgaans wél. Althans, wij meenen, dat men niet meer behoort te vorderen. Sommigen, sommige coupletten vooral, zijn regt aardig. En, over het geheel moge de boekverkoopers-onderneming wat grotesk zijn - wie zal dit ontkennen? - gesteld, dat het waarlijk zoo goed los geloopen is, als dit op het papier schijnt, - men weet, beschrijvingen maken wel eens gebruik van den mantel der liefde, en zelfs van eenen heel mooijen, gebloemden mantel! - dan doet zij het vernuft van den vinder eer aan, en behoeft voor de studenten-makerade, die misschien ook al op een' afstand geschilderd is, d.i. uit de verte het meeste effect doet, niet te wijken. Leven de boekenmakers en hunne klanten!