werpen en wijsgeerigen stijl met eenen losseren trant zeer gepast af te wisselen, en in enkele trekken, of onder beelden, waarheden te zeggen, die verdienen gezegd te worden. Wanneer het dus niet mede aan den aftrek gehaperd had, zoo zouden wij ons toch welligt over den man beklaagd hebben, die, zoo wél in staat uit zijnen eigen schat telkens oude en nieuwe dingen voor te brengen, nogtans, uit gebrek aan vreemde bijdragen, het eenmaal opgevatte werk staakt. Ja, wij zouden dit te meer, daar wij niet zeggen kunnen, dat de werkelijk gebruikte bijdragen ons beter, of even zoo goed als zijn eigen werk, hebben behaagd. Zelfs dat over de heerlijke Regten, indien waarlijk vreemd, is noch zeer uitlokkend, noch in allen deele zoo wél ontwikkeld en opgehelderd, als menig ander stuk; en dat over de Constitutie - ziet er zeker zeer geleerd, of wel wijsgeerig, uit!
Ten slotte durven wij dan toch onzen Landgenooten dit boeksken wel aanbevelen. Voor boeken zijn wij immers nooit zoo bang, als wel voor weekblaadjes, geworden. En, komt er ook al het een en ander voor, dat thans mosterd na den maaltijd is, wat schaadt het? In tegendeel, een van beiden is waar: óf wij hebben den spijker op den kop getroffen, en dan wankelt gij, lieve Lezer, in uw vertrouwen niet, al bestaat er b.v., spijt al des Schrijvers redekavelen, nog geen Porto Franco; óf er loopt inderdaad wat slaperigheid met u onder, en dan durven wij vertrouwen, dat gij door deze lectuur zult opgewekt worden, om in het vervolg dusdanige welingerigte en nuttige ondernemingen met behulp van uw dubbeltje te helpen bemoedigen. Wij, voor ons, hebben reeds betuigd, dat wij den papieren Nederlander, want voor den val des echten vreezen wij in het geheel niet, gaarne nog eene poos hadden mogen zien voortbestaan. Wij zijn niet heel bang voor spoken, zelfs nadat de magt der Helle zoo zigtbaar is losgebroken geweest; en het staat voor een vrij en verlicht volk dan toch niet onaardig, dat het zoo eens medespreekt over de belangen des lands. Onszelven bekruipt soms de lust, onzen hoogeren, in alle nederigheid, soms op het eene te doen letten, en onzen minderen (in verstand, en naar onze eigen tauxatie) weer wat anders te beduiden. Doch, alles op zijne plaats!