Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1815

De Hope Israëls, uit Daniëls Nachtgezigten afgeleid, enz. door eenen Vriend der Joden. Te Utrecht, bij Kemink en Zoon. 1814. In gr. 8vo. f :-14-:

Deze eenvoudige vrucht van stille overdenking in ledige uren, tot onderzoek der oude voorspellingen wegens het rijk van den Messias en derzelver vergelijking met het Boek der Openbaringe van Joannes, en alzoo ter ontwikkeling en betooging, dat de Heer en Koning der Christenkerk, ondanks alle vervolgingen en verleidingen van den Duivel, dit Godsrijk bewaren en herstellen zal met der Joden eindelijke bekeering, moge zeer wel gemeend zijn; dit vertrouwen wij volkomen: maar wij kunnen haar nimmer aanprijzen als eene rijpe vrucht in den gouden lusthof der Bijbelsche Uitlegkunde. De Schrijver toont zoo geheel zijne onkunde in de Oostersche meesterstukken der H. Poëzij, dat hij, door zijne navolging van de letterlijke Nederlandsche overzetting, alle de eigendommelijkheden en schoonheden van taal en dichtstuk voorbijziet, en redenering op redenering sta-

[p. 10]

pelt omtrent eene daadzaak, welke alvorens eene menigte van uitlegkundige wijzigingen behoeft, eer men zich bij mogelijkheid kan geregtigd oordeelen tot zulk eene verklaring. Wij vinden alzoo in dit vertoog volstrekt niets bijzonders, dan hetgeen bij de voorstanders van het duizendjarig Rijk honderdmalen gezegd en op nieuw herhaald is, zonder uit alle die opwarmingen eenen enkelen nieuwen grond tot bewijs aan te voeren. Dat men toch zijne eigenliefde leere matigen, om onder het getal der Uitleggers te behooren, waartoe duizende kundigheden noodig zijn, welke de Schrijver dezer Hope Israëls overal blijkbaar toont te ontberen!