dorpen had verspreid; dat zes der inboorlingen, die onbedachtzaam hunne legers genaderd waren, verscheurd, vaneengereten, en achtergelaten waren, in de ijsselijkste smarten den adem uitblazende; en dat het voor de inwoners niet langer veilig was, zich tot hunne gewone bezigheden te begeven, of hun vee naar buiten te drijven ter weide, daar verscheiden derzelven afgejaagd en omgebragt waren. Deze berigten zetteden de Britsche Nimrods slechts aan; en eene partij van zestien Heeren, op den 24sten bijeengekomen zijnde, begaf zich naar het tooneel des bedrijss, vergezeld door een gewapend korps Peoniers van de departementen Adaulet en Revenue. De leidslieden wezen hun de juiste plek, waar de drie Leeuwen statig nederlagen. Men drong vooruit, met vereischte omzigtigheid, tot binnen weinige schreden van het boschje, zonder hen te verontrusten, die hier hunne residentie hadden verkozen. Een oogenblik poozens, zwanger van verwachting, volgde. Op dat tijdstip naderden drie Doggen, die de jagtpartij vergezelden, onkundig van gevaar, den drempel zelven der hooge tegenwoordigheid, en werden ontvangen met zulk een ijsselijken kreet, als, voor een oogenblik, den stoutsten de borst beklemde. Een der honden werd gedood; de andere twee vlugtten, en werden niet meer gezien. Thans vertoonde zich eene Leeuwin in den mond van het hol; eenige pijlen werden afgeschoten, met oogmerk om haar te tergen, en haar te bewegen eenen aanval op hare bespringers te doen; maar dit gelukte niet, daar zij doorbrak naar eenen anderen kant, met twee jongen, voor ongeveer twee derde volwassen. De partij vervolgde de vlugtelingen op den voet, zoo na als de grond, onlangs geploegd, dit wilde vergunnen; toen eensslags een der manschappen, welke in de boomen geposteerd waren, den Heeren toeriep op hunne hoede te zijn. Dit stuitte hunnen voortgang. Zij keerden zich zijdwaarts naar eenige hoogten, toen zij eenen ontzettenden Leeuw ontdekten,
welke hun lángs een open veld naderde met eenen forschen tred, en zweepende zijnen staart met onbeschrijselijken trots. De voorsten der partij leiden hunne geweten aan en gaven vuur, juist zoo als het dier in ééns eene kloos was overgesprongen, ter breedte van twaalf voet, welke hem van hen afscheidde. Hij was blijkbaar gewond in den schouder, maar wierp zich niettemin op den Heer M., wiens arm hij op eene verschrikkelijke wijze verscheurde; en, ge-