| |
Verslag van de redding eens drenkelings door Z.K.M. den Keizer van Rusland, openbaar gemaakt door de Koninklijke Maatschappij ter Bijbrenging van Schijndooden, te Londen.
(Bibliothèque Britannique, Août 1814.)
Het is nu veertig jaren, dat eenige menschlievende Geneeskundigen, getroffen door het gewigt der nieuwe ontdekkingen, welke ten aanzien der ademhalinge werden ge- | |
| |
daan door liefhebbers van scheikunde en ontleding des levenden ligchaams (physiologie), benevens de mogelijkheid, om, door welaangebragte diensten, tot het leven terug te roepen eene menigte dergenen, welke men al te ligt voor overleden houdt ingevolge van verblijf onder het water, of eenigen anderen toevalligen stilstand des bloeds, eene Maatschappij vormden, geschikt om het algemeen te onderrigten omtrent de middelen om drenkelingen te redden, die niet al te lang onder het water zijn verbleven, en om, door belooningen, de getuigen dezer toevallen aan te moedigen, om alle mogelijke hulp aan de ongelukkigen te bieden, die van dezelven het slagtoffer zijn. Deze Maatschappij, in 1774 gesticht, en in navolging van welke zich verscheiden anderen in verschillende deelen van Brittanje, zoo wel als op het vaste land, hebben gevormd, heeft van dien tijd af aan het beste gevolg had. De Engelschen, altijd genegen hunne rijkdommen en hunne kundigheden aan het welzijn des menschdoms dienstbaar te maken, hebben zich, in de hoogste standen, beijverd, in dezen edelen wedstrijd te deelen, en tot deze nuttige instelling bij te dragen. De Maatschappij, thans uit zevenhonderd achttien leden bestaande, onder welken men de voornaamste Pairs van het Koningrijk telt, benevens vijf-en-dertig gehuwde en ongehuwde Dames van den eersten rang, heeft een Koninklijk Charter verkregen; zij heeft haar plan aanmerkelijk vergroot, door het uit te strekken tot alle soorten van schijndooden, en maakt alle jaren een verslag van hare verrigtingen openbaar. Wij hebben reeds rekenschap gegeven van een voortreffelijk werk van Dr. james currie, waartoe de oprigting eener soortgelijke Maatschappij te Northampton heeft aanleiding gegeven; en
komen wij heden nogmaals op dit onderwerp terug, het geschiedt niet om onzen Lezeren nieuwe middelen aan te kondigen om gene toevallen te voorkomen, en de ongelukkigen te redden, die ze ondergaan; het geschiedt om een groot en merkwaardig voorbeeld te geven der noodzakelijkheid om niet al te spoedig aan het goed gevolg te wanhopen, en vooral om eene
| |
| |
Anecdote te doen kennen, die de bewondering en de geestdrift ten top moet voeren, geheel Europa door de zeldzame deugden en verhevene goedheid van zijnen doorluchtigen Bevrijder ingeboezemd.
In eene van de jaarlijksche zittingen der Maatschappije, op den 15 April 1806, onder het voorzitterschap van zijne Excellentie den Baron van robeck, en in tegenwoordigheid van meer dan driehonderd leden, las men eenen brief, door den Heer james grange geadresseerd aan Dr. w. hawes, Thesaurier der Maatschappij; zie hier deszelfs letterlijke vertaling.
Londen, 24 Maart 1806.
Gij hebt mij verzocht, waarde Heer, om u bij geschrifte het verslag te geven, dat ik u in eene onzer laatste zamenkomsten heb gedaan. Weshalve ik van nieuws het genoegen heb van u te melden, dat, op eene zijner reizen in Polen, Z.M. de Keizer alexander, door zijne menschlievendheid, zijne volharding, en zijne persoonlijke zorgen, slaagde, om tot het leven terug te roepen een' boer uit die streek, die langen tijd onder het water was gebleven. Ik kwam ter kennis van deze merkwaardige gebeurtenis gedurende het verblijf, dat ik onlangs in Petersburg hield. Het is tusschen twee steden van Lithauwen, Konna en Wilna, op de oevers der rivier, die haren naam aan de laatste stad heeft gegeven, dat dezelve plaats had
De Keizer was, ik weet niet waarom, zijn gevolg aanmerkelijk vooruit gespoed. Gekomen tot op eenen kleinen afstand van de rivier, en ontdekkende verscheiden personen op den kant van het water, waaruit zij iets schenen op te trekken, steeg hij terstond af, en, naderende, zag hij, dat het een schijnbaar dood mensch was. De Keizer, alleen, en zonder anderen bijstand dan der onkundige boeren, die hem omringden, en bij welken hij slechts bekend was als een Officier van hoogen rang, omdat hij diens uniform droeg, gaf terstond gehoor aan de stemme der menschelijkheid, die hem aanspoorde om het ligchaam te doen nederleggen op den oever der riviere, om zelven handen aan het werk te
| |
| |
slaan om het te ontkleeden, de slapen, de handen te wrijven, enz. Zijne Majesteit hield langen tijd aan, om al de middelen in het werk te stellen, welke hij geschiktst oordeelde om het leven op te wekken; maar zonder gevolg.
Te midden dezer weldadige bezigheid bereikte hem eindelijk zijn gevolg. Hetzelve bestond voornamelijk uit den Prins wolkonsky, den Graaf liewen, (twee adelijke Russen) en Dr. weilly, Eersten Chirurgijn van Z.M., een Engelschman, wiens bekwaamheden wel bekend zijn, die altijd met hem reist, en hem nooit verlaat. Zij verdubbelden hunne pogingen. De Dokter beproefde om den lijder te aderlaten, terwijl de Keizer zelf zijn' arm vasthield, dien wreef, en hem (den Dr.) alle mogelijke hulp betoonde. Het was vergeefs; er kwam geen bloed uit de insnede, en de man gaf hoegenaamd geen teeken van leven; in voege, dat, na meer dan drie uren vruchtelooze moeite, de Dokter verklaarde, tot groote spijt van Z.M., die de levendigste bezorgdheid aan den dag leide, dat hij den ongelukkigen volslagen dood hield, en dat het nutteloos ware, nieuwe proeven te doen. Hoe vermoeid de Keizer was, hij bezwoer den Dokter te volharden, en eene tweede lating te beproeven. De Dokter (het is van hemzelven, dat ik alle deze bijzonderheden heb) was wel overtuigd van de nutteloosheid zijner pogingen; maar Z.M. stond er zoo zeer op, dat hij toegaf; en, door onophoudelijke bemoeijingen, had de Keizer eindelijk de onuitsprekelijke voldoening van het bloed te zien vloeijen, en de eerste zuchten van den armen lijder te hooren. Er zijn geene woorden, voegde er de Dokter bij, die de ontroering van Z.M. in dezen oogenblik kunnen uitdrukken. Hij hief de oogen ten hemel, en riep in het Fransch: Goede God! deze dag is de schoonste mijns levens! .... en de tranen, die daarbij zijn gelaat besproeiden, toonden, dat deze woorden wel uit het hart kwamen.
Het is noodeloos er bij te voegen, dat allen thans hunne pogingen en hunne zorgen verdubbelden, om deze opwekking te voltooijen; zoo dat zij eindelijk het geluk hadden
| |
| |
om te slagen. Maar, hetgeen ik niet moet overslaan, omdat de minste bijzonderheden in een tooneel van deze soort geschikt zijn om een levendig belang te verwekken, terwijl de Dokter naar eenig middel zocht om het bloed te stuiten, haalde de Keizer terstond zijn' zakdoek uit den zak, verscheurde hem, en verbond zelf den arm des kranken, wiens verbazing en dankbaarheid gij kunt nagaan, toen hij vernam, wien hij zijn leven schuldig was. De Keizer bleef bij hem, tot hij hem geheel hersteld zag, en hem in een huis had doen overbrengen, waar hij behoorlijk kon worden opgepast; hij voegde bij deze weldaad een aanmerkelijk geschenk in geld, en heeft bestendig in het onderhoud van dien man en zijn gezin overvloediglijk voorzien.
De snuifdoos, die ik de eere heb u aan te bieden, en die getrouwelijk, schoon grof, (want de arme bewoners van dit gedeelte van Polen zijn geene zeer bekwame kunstenaars) dit belangrijk tooneel verbeeldt, is in eene naburige stad vervaardigd, ten aandenken aan deze opwekking. Het is een van de vier, die te dezer gelegenheid zijn aangeboden aan de voornaamste bewerkers, te weten Z.K. Majesteit en de drie personaadjen, boven genoemd, wier beeldtenis zij bevat. Kennende mijne zucht voor alles, wat mij de daden van dien beminnelijken en goedaardigen Vorst kan herinneren, had Dr. weilly de goedheid mij dezelve ten geschenke te geven. Ik zou nooit zonder de levendigste spijt van haar scheiden, indien het verlangen, om der wereld en nakomelingschap een zoo schoon en treffend voorbeeld van menschelijkheid, van volharding en liefde, door eenen zoo magtigen Oppervorst, te doen kennen, mij niet bewoog, om de vrijheid te nemen haar door u der Maatschappije aan te bieden.
Ontvang, Mijnheer, benevens mijne verontschuldiging voor de onvolkomenheid van dit berigt, in groote haast opgesteld, en dat eene welsprekender pen dan de mijne had verdiend, de gevoelens van eerbied en achting, met welke ik de eer heb te zijn, enz.
james grange.
| |
| |
Op het lezen van dezen brief, besloot de Maatschappij eenstemmig, aan zijne Z.K.M., den Keizer alexander, toe te leggen de gouden medalje, welke zij dengenen schenkt, die het geluk gehad hebben het leven van eenig mensch te redden; en hem, bij monde van Z. Excell., den Marquis douglas, (die benoemd was tot Ambassadeur van Zijne Britsche Majesteit aan het Russische Hof) te verzoeken, ten blijke van haren diepen eerbied, zich te verwaardigen dezelve aan te nemen, en toe te staan, dat de Maatschappij den naam van Z.M. onder derzelver honoraire leden opteekende.
In antwoord op dit verzoek, ontving de Maatschappij den volgenden brief, in het Russisch geschreven, en aldus vertaald:
Mijnheer de Voorzitter!
De Marquis van Douglas en Clydesdale, Ambassadeur van Zijne Britsche Majesteit aan mijn Hof, heeft mij de vleijende bewijzen ter hand gesteld der goedkeuringe, welke uwe Maatschappij wel heeft willen geven aan eene daad, die zoo weinig verdient eene plaats in de jaarboeken te beslaan, bestemd om de gedachtenis te bewaren van belangrijke diensten, aan het menschelijk geslacht bewezen.
Zonder intusschen deze, in zichzelve zoo natuurlijke, daad te beschouwen, als mij eenige aanspraak gevende op de onderscheiding, welke zij mij heeft bezorgd, neem ik deze onderscheiding met genoegen en erkentelijkheid aan; willende mij de voldoening niet ontzeggen om tot eene Maatschappij te behooren, wier voorwerp en werkzaamheden zoo belangrijk zijn voor de zaak der menschheid, en zoo zeer in overeenstemming met de aangenaamste bewegingen van mijn hart.
Ik verzoek u, uwer Maatschappije mijnentwege de achting en belangstelling te betuigen, die ik haar toedraag, gelijk ook de gevoelens, met welke ik ben,
Mijnheer de Voorzitter!
Uw zeer genegen
alexander. |
|