Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1814
(1814)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLevensschets van den generaal Moreau.(Uit het Engelsch.)
De grondslag des roems van eenen Oorlogsman rust op dezelfde plek, welke met het bloed zijner medemenschen bevlekt is; en de geschiedenis van den schitterendsten veldtogt is weinig meer dan een verslag der ellenden van een groot deel des menschdoms. Over het slagveld zal de menschheid eenen traan storten, en pogen menig een hartbrekend schouwspel uit haar geheugen uit te wisschen. Wij, die veilig zijn voor de menigvuldige rampen van den oorlog, sidderen van deszelfs ijsselijkheden; nogtans kunnen wij den tol des lofs niet onthouden aan den onverschrokken Soldaat, wiens daden van moed en beleid onmiddellijk onze bewondering en achting oproepen. De dappere Generaal, die het onderwerp van dit gedenkschrift is, is onzer opmerkzaamheid bijzonder waardig. Zijne jongste verrigtingen voor de zaak onzer edele Verbondenen verdienen onze dankbaarheid; en zijn lijden, het gevolg daarvan, behoort ons zuiverste medelijden op te wekken. Victor moreau was de zoon van een zeer geächt Advocaat, en geboren te Morlaix, in het jaar 1761. Eene | |
[pagina 682]
| |
besliste zucht tot de wapenen deed hem, op den ouderdom van achttien jaren, dienst nemen; doch zijn vader kocht hem bijna oogenblikkelijk vrij, en hij zette zijne studiën voort, zoodat hij ten tijde der Omwentelinge aan het hoofd der Justitie te Rennes was, alwaar hij op eene blijkbare meerderheid onder de geletterden kon roemen. Een voorkomen van openhartigheid, en behagelijke manieren, gaven te meer waarde aan zijne natuurlijke bekwaamheden en verworven kunde. Hij begon eene belangrijke rol te spelen, toen de Heer de brienne eene omwenteling in de Magistraat ondernam, en werd toen aangesteld tot hoofd van het Parlement. Vijf jaar duurde deze kleine oorlog, waarin hij onverschrokkenheid en eene gepaste mate van voorzigtigheid ontwikkelde. De Kommandant van Rennes had orders gegeven om hem te vatten, mits levende; doch hij was zoo wél op zijne hoede, en toonde zoo veel moeds, dat het garnizoen hem niet durfde aanvallen, schoon hij elken dag op de openbare plaatsen verscheen, en dikwijls met weinig escorte. In tegendeel, des winters van het jaar 1788 en 1789, ondersteunde hij de nieuwigheden, door de Ministers ingevoerd, in opzigt tot de bijeenroeping der Staten-Generaal; kommandeerde de korpsen van Rennois en Nantois, die zich vereenigden tegen het Parlement en de Staten der Provincie; zat in Januarij 1790 voor in de confederatie der Bretonsche jongelingschap te Pontivy, en verkreeg alzoo, toen volontair-troepen geheven werden, het bevel over een bataljon, tot zijn Departement behoorende. Sedert dien tijd wijdde hij zich ganschelijk aan zijne liefde tot den krijgsmansstand, leide zich toe op de kennis der Taktiek en oorlogszaken, en kwam met zijne manschappen te dienen in de armee van het Noorden; doch hij was verre van de Constitutie van 1793 goed te keuren, en zijn bataljon was een der laatsten in de armee, dat ze aannam. Zijne dapperheid en genie wekten spoedig aandacht, en in het jaar 1793 werd hij bevorderd tot den rang van Brigadier-Generaal. Op den 14den April 1794 werd hij aangesteld tot Divisie-Generaal, op verlangen van piche- | |
[pagina 683]
| |
gru, onder wien hij met schitterenden voorspoed diende in de armee van het Noorden; onderscheidende zich in het bijzonder op den 26sten en 30sten April, op welke dagen hij Meenen blokkeerde en innam; op den 1sten Junij omsingelde hij Yperen, hetwelk op den 17den, na eene blokkade van twaalf dagen, overging; op den 29sten trok hij Brugge binnen: in Julij onderscheidde hij zich te Ostende, Nieuwpoort, en op het eiland Cassandria, van welken hij zich meester maakte op den 1sten, den 18den, en den 28sten; en ten laatste bij den aanval op het fort Sluis, hetwelk den 26sten Augustus capituleerde. Op denzelfden tijd, dat hij deze plaats voor de Republiek won, sleepten de Jacobijnen van Brest zijnen bejaarden vader, als een aristocraat of vriend der aristocraten, naar het schavot. Deze oude man, dien het volk van Morlaix den vader der armen noemde, had ondernomen den eigendom van verscheidene Emigranten te besturen, en dit leverde zijnen vijanden een voorwendsel om hem van kant te maken. In den beroemden winter-veldtogt van 1794 droeg hij grootelijks bij tot de snelle vorderingen van pichegru, van wiens leger hij den regtervleugel aanvoerde, en waarvan hij het opperbevel overnam, toen deze Generaal dat der armeën van den Rijn en Moezel ging aanvaarden. Hij ontwierp toen een plan van verdediginge voor Holland, hetwelk hij de Generaals daendels en dumonceau mededeelde, en vervolgens overgaf aan het Bataafsche Committe, dat hij beval hetzelve ten uitvoer te brengen binnen acht dagen, of hem verslag te doen van de maatregelen, tot dat einde genomen. Na den terugtogt van pichegru, nam hij het bevel op der legers van den Rijn en Moezel, en opende, in Junij 1796, dien veldtogt, welke de grondslag werd van zijnen krijgsroem. Hij forceerde den Generaal wurmser in zijne legerplaats onder Frankenthal, en dreef hem onder het geschut van Manheim terug. Door dezen voorspoed vielen Keizerslauten, Nieuwstad en Spiers, na verscheidene acties, in zijne handen; en aldus geraakte hij in staat, zijnen over- | |
[pagina 684]
| |
togt over den Rijn nabij Straatsburg te bewerkstelligen. Kehl, het tegenover liggend fort, werd slecht verdedigd door de Rijkstroepen, aan wier hoofd was de Prins van furstenberg, die gevangen genomen werd; en die genen van het garnizoen, welke niet genomen of gedood werden, werden gemakkelijk verstrooid. Eene tweede kolom van de Fransche armee den Rijn te Hunningen zijnde overgetrokken, werden de Oostenrijkers genoodzaakt het Brisgausche te ontruimen; toen, op den 6den Julij, moreau den Aartshertog karel aanviel bij Rastad, en den 9den bij Etlingen, en hem dwong te wijken. In deze laatste actie manoeuvreerde hij met onbegrijpelijke levendigheid en stoutheid. Hij viel den vijand wederom aan, op den 15den, te Pfortsheim, en drong hem, zijne sterke stelling te verlaten. Hij liet zijne partij geenen tijd om te verademen, maar vervolgde hem, en bevocht hem, op den 18, 21 en 22sten, te Stutgard, Caustad, Berg en Etingen; en, daar jourdan's geluk het zijne had geevenaard, werden zij beiden meesters van den Necker, en konden alzoo het naburig land onder contributie leggen, en hun geschut en legertrein naar genoegen vervoeren. De Vorst van wirtenberg was nu verpligt om vrede te smeeken. Op den 11den Augustus besloot de Aartshertog karel eenen slag te wagen. Hij attakeerde moreau langs zijne geheele linie, en zou, door zijnen regter vleugel te dwingen op Heydenheim terug te trekken, alle zijne plans in wanorde gebragt hebben, zoo desaix, die zijn' linker vleugel aanvoerde, den trek niet meer dan betaald had gezet. De veldslag duurde zeventien uren; en, schoon moreau er niet op roemde als eene overwinning, liet dezelve hem echter toe eene overwinnende houding aan te nemen. De Fransche armee won veld, gedurende verscheidene dagen, en bereikte, op den 27sten, Munchen. Op den 3den September zond moreau den Generaal st. cyr af, om de Oostenrijkers te verdrijven uit Freysingen en deszelfs brug, waarin hij slaagde. De Keurvorst Pala- | |
[pagina 685]
| |
tijn was genoodzaakt zijne onzijdigheid te koopen, door groote offers van geld, kleeding en leeftogt. Niettegenstaande deze groote voorspoeden, was moreau genoodzaakt eenen terugtogt te beginnen, welke zijnen naam onsterfelijk maakte als eenen volleerden Krijgsaanvoerder. Maar de Aartshertog had de voorname verdienste van dezen terugtogt te veroorzaken; want hij had een stout ontwerp gesmeed, om zijne hoofdmagt tegen jourdan te wenden, die, daarop onvoorbereid, eene nederlaag onderging; en moreau, onkundig van het ongeval, voor het te laat was om te herstellen, omhelsde den wijzen maatregel, om zijne schreden achterwaarts te rigten, ten einde zijne schatbare armee te bewaren. Het was den 26sten October, toen hij Straatsburg bereikte, hetwelk hij vier maanden te voren verlaten had. Deze terugtogt des legers van den Rijn bleek van groot nut voor Frankrijk te zijn; want hij vergunde den Generaal, versterkingen naar Italië te zenden, en stelde daardoor buonaparte in staat, den slag van Marengo te winnen. Voor eenigen tijd had hij het bevel over twee uitgebreide armeën; doch, hoche het bevel van dat van de Sambre en Maas overnemende, keerde moreau naar het leger van den Rijn en Moezel weder, stak, op den 20sten April 1797, andermaal den Rijn over, en verpligtte, door krachtdadige aanvallen, den vijand, deszelfs boorden te verlaten; toen hij, gedurende tien volgende dagen de vlugtende Oostenrijkers vervolgende tot digt aan den Donau, een courier van buonaparte ontving, verkondigende den vrede van Leoben. Het leger van moreau bragt de rest van den zomer ter zelfde plaatse door; doch niet voor den 4den September 1797 maakte hij het Directoire bekend met de briefwisseling des Prinsen van condé met pichegru, welke, in het begin van den veldtogt, was gevonden in de bagaadje van den Generaal klinglin, en welke hij tot hiertoe achtergehouden had, uit ontzag voor zijnen vorigen weldoener, of liever tot de stribbeling tusschen de Constituenten | |
[pagina 686]
| |
en het Directoire zou beslist zijn. Nu werd hij bij hen aangeklaagd, en bijna oogenblikkelijk naar Parijs opontboden; doch hij schreef terug, dat hij gepast oordeelde, alvorens hunne orders te gehoorzamen, de rust van het leger te verzekeren, en eenige personen te vatten, welke in die briefwisseling waren ingewikkeld, welke hij bewaarde, om ze hun zelf over te leveren: ter zelfder tijd zond hij kopij van eene zijner proclamaties, wier uitwerksel hij zeide geweest te zijn, menigeen te bekeeren, ongeloovig zijnde tenaanzien van pichegru, dien hij al lang had opgehouden te achten. Hij schreef desgelijks, met hetzelfde oogmerk, aan barthelemy, buiten twijfel niet voorziende, dat de val van pichegru ook hem zou medeslepen. Hetzij hij inderdaad van gevoelen veranderd was omtrent dezen Generaal, of dat hij, hetgeen meer strookende schijnt met zijn karakter zich verbeeld heeft, dat dit toegevoegd bezwaar voor den beschuldigde van geen kwaad gevolg zou zijn, en hemzelven zou bewaren voor den haat der zegepralende partij; het is niettemin zeker, dat deze stap, hoe ook verklaard, hem nadeel deed in het algemeen gevoelen, zonder zijne zaak grootelijks te begunstigen bij een achterdochtig Directoire, naijverig op eigen gezag, en zeer genegen den soldaat te wantrouwen, en hem het gewigt zijner afhankelijkheid te doen gevoelen. Moreau leefde stil, en men mag bijna zeggen in ongenade, gedurende het grootste gedeelte van het naastvolgend jaar; doch, op het einde deszelven, toen het Directoire vreesde, dat de vijandelijkheden met Oostenrijk wederom zouden beginnen, werd moreau als Inspecteur-Generaal gezonden naar het leger van Italië, toen onder bevel van den Generaal scherer. In Maart 1799 werd de oorlog met Oostenrijk, onder de ongunstigste voorteekenen, vernieuwd. In den slag van Verona, diende moreau als vrijwilliger, en nam aan, den regter vleugel te kommanderen. Het treffen begon met zonneöpgang, op den 26sten Maart, en hield aan tot den nacht. Hij maakte van veertien- tot vijftienhonderd krijgsgevangenen, en zes stukken geschut; doch, daar scherer met den linker vleu- | |
[pagina 687]
| |
gel geslagen was, was moreau genoodzaakt alle zijne voordeelen te laten varen. Toen de Veldmaarschalk suwarow zich met de Oostenrijkers te Verona vereenigde, werd scherer onbekwaam geöordeeld voor het bevel des legers bij zoo belangrijk en hagchelijk eene gelegenheid, en moreau tot zijnen opvolger aangesteld. Geen lof kan te kwistig over hem worden uitgestort, voor de bewaring der zwakke overblijfselen eener armee zonder betaling, zonder kleederen, zonder magazijnen, en bijna zonder hope op versterking. Hij had slechts vijf-en-dertig duizend man, ontevreden, zoo niet dadelijk misnoegd, ten minste ontmoedigd, aan de vereenigde magt van Oostenrijk en Rusland tegen te stellen. Een terugtogt, derhalve, werd in dit geval noodzakelijk, en Isola della Scala en Villa Franca achtervolgens verlaten. De Mincio werd overgetrokken, en de sterke vestingen van Peschiera en Mantua aan haar noodlot overgelaten. Zij werden oogenblikkelijk geblokkeerd door de Generaals kray en klenau. Suwarow trok te veld, en vorderde, na de Oglio te zijn overgetrokken, in drie kolommen tot de Udda. De Russische Generaal (vickassowich) trok deze rivier des nachts van den 26sten op eene vlotbrug over; en des anderen daags verrigtte eene Oostenrijksche kolom, onder den Generaal otto, den overtogt bij het kasteel van Trezzo. De Generaal melas, insgelijks, rukte met een' sterken artillerij-trein tegen Cassano, en, in het bezit van de brug geraakt zijnde, werd eene afdeeling der Fransche armee geslagen, en gedwongen te capituleren. In dit heet gevecht deed moreau alwat de onverschrokkenste Generaal kon, door de troepen met zijne tegenwoordigheid te bemoedigen. Hem werden drie Aide-de-Camps aan zijne zijde doodgeschoten, en onder hem twee paarden gekwetst en een gedood: hij zelf was ligt gewond. Deze dag besliste het lot der Cisalpijnsche Republiek; want den volgenden dag trokken de Verbondenen in Milaan. Door heel Italië was de gedaante der zaken, op | |
[pagina 688]
| |
dat tijdstip, onheilspellend voor Frankrijk: maar, schoon suwarow tot hiertoe geschenen had het hooge gevoelen, van zijne bekwaamheden gekoesterd, te regtvaardigen, zijn gedrag bood welhaast eene uitnemende kans aan moreau, om de verliezen te herstellen, door Frankrijk geleden; en hij vatte de gelegenheid aan met eene gretigheid, zijn grootsch karakter eigen. Gevolgelijk, schoon hij nu zich had teruggetrokken uit Lombardije en Piemont, binnen de ruwe grenzen der Ligurische Republiek, en met min dan dertigduizend man was overgebleven, nogtans besloot hij, den Generaal victor met eene divisie af te zenden, om de armee van Napels te versterken, terwijl hij maatregelen nam, om zelf eene vereeniging met dat leger te bewerken; niet twijfelende, in dat geval in staat te zullen zijn, den meester te spelen over eene grootere magt, verzwakt door uitbreiding, en buiten staat elkander te helpen of te ondersteunen, bij gebrek aan doorgaande gemeenschap en verbindtenis. Gedurende de blokkade van Alexandria, en terwijl de Oostenrijksch-Russische Bevelhebber slaags was met macdonald, voor drie dagen teffens, aan de Trebbia, te weten op den 17, 18 en 19den Junij, deed moreau voordeel met deszelfs afwezigheid, verliet Genua met eene armee van acht-en-twintigduizend man, en, afdalende in de vlakte bij Bochetta, Gavi en Nevi, attakeerde en sloeg hij den Veldmaarschalk bellegarde. De Oostenrijkers, buiten staat de hevigheid der Republikeinsche magt te weerstaan, en ontrust in hunnen terugtogt, waren genoodzaakt de Bormida over te steken; en, door dit tegenspoedig getij der fortuin, werd het beleg van Tortona opgeheven. - Suwarow's voornemen, om in het zuiden van Frankrijk te vallen, was dus bij tijds te leur gesteld; want, daar moreau zijne sterke stelling in de nabuurschap van Genua inhield, dreigde deze op de achterhoede der Russen te vallen, zoodra hij (suwarow) zou beginnen zijn ontwerp uit te voeren. Terwijl moreau zijnen ijver en meesterlijke krijgs- | |
[pagina 689]
| |
kunst op deze vereerende wijze tegen de vijanden zijns vaderlands in werking bragt, ontsloegen hem de intrigues van het Bewind, of het mistrouwen sommiger van deszelfs leden, en gaven het bevel aan een veel jonger Officier. Alvorens joubert zich bij het leger voegde, waren ontzaggelijke versterkingen aan hetzelve gezonden, zoodat het zoo talrijk was geworden als de magt van den bestrijder. Op den 14den Augustus, vóór moreau het leger verlaten had, en terwijl hij en joubert een afgelegen deel van 's vijands linien waren verkennende, werd hun berigt gegeven, dat suwarow eenen aanval ondernomen had op hunnen linkervleugel; want de Rus, ondervonden hebbende, hoe verschrikkelijk de Franschen waren als aanvallers, had besloten zijne partij te voorkomen, en het gevecht te beginnen. Joubert, in naijver jegens zijnen vriend, vloog naar het heetste gedeelte van den strijd, met oogmerk om de manschappen aan te moedigen, en ontving eene doodelijke wond. De tegenwoordigheid van moreau, nogtans voorkwam neerslagtigheid en verwarring, en keerde de onheilen, welke de neerlaag van st. cyr's divisie zou hebben kunnen veroorzaken. Hij bewerkte, in deze omstandigheid, eenen zoo kunstigen terugtogt, dat het gevoelen ontstond, dat, schoon hij geslagen mogt worden, hij, zelfs door veel talrijker benden, nooit was te overwinnen. Hierna, toen buonaparte zichzelven opwierp tot Eersten Consul, voegde zich moreau bij hem, en bragt den winter van 1799 te Parijs door. In 1800 werd hij benoemd tot Bevelhebber des legers van den Donau; en het plan van dien veldtogt wordt gezegd door hemzelven ontworpen te zijn. Het oogmerk was, met uitgebreide massa's tegen geringer aantal te werken, en, door eene welverbondene en eenstemmige beweging der legers van Zwitserland, Duitschland en Italië, den twist te eindigen met het innemen van Weenen. Een gevecht greep plaats, op den 3den Mei, nabij Pful- | |
[pagina 690]
| |
lendorf, en werd den volgenden morgen hervat, wanneer Prins jozef van Lotharingen, aan het hoofd van den regtervleugel der Oostenrijkers, werd geslagen, en genoodzaakt de magazijnen op te geven. Maar, op den 9den derzelfde maand, ontvingen de Verbondenen zoo hevigen stoot, dat ze verpligt werden onder het geschut van Ulm terug te trekken. De geheele Zwabische Kreits was nu aan Fransche heerschappij onderworpen, en al de Keizerlijke magazijnen aan den oever van den Donau ter beschikking der Republikeinsche armee. Moreau was onvermoeid in zijne krijgsverrigtingen; hij bereidde zich om den Donau over te trekken tusschen Ulm en Donauwert, en bewerkstelligde het, niettegenstaande een hardnekkige wederstand werd geboden door den Generaal pztaray, destijds post houdende op de beroemde vlakte van Hochsted, of Blenheim. Dit voerde tot eene andere besliste overwinning, in het begin van Junij, en stelde moreau in staat, zijn hoofdkwartier te Munchen te vestigen. Daarna bezig zijnde nieuwe overwinningen voor te bereiden, kwam de tijding aan, dat de wapenstilstand tot Duitschland was uitgestrekt. Gedurende deze wapenschorsing, huwde moreau; doch, zestien dagen daarna, was hij verpligt naar zijn hoofdkwartier terug te keeren; want, daar de Franschen toen niet in staat waren de Oostenrijkers tot eenen afzonderlijken vrede te dwingen, besloten zij den oorlog te hervatten. Hij gaf een adres uit aan zijne armee; de grootste, waarover hij immer het bevel had gevoerd. Aartshertog jan was nu aan het hoofd des Keizerlijken legers; en, moedig zijnde op eenige kleine voordeelen op de Franschen, vergaderde hij al zijne magt, en leverde den vijand slag. De beide legers ontmoetten elkander op den 3den December, ten zeven ure in den morgen, tusschen de rivieren de Iser en Inn. Het gevecht was noodlottig voor de Oostenrijkers. Zij weken, en de Fransche armee vervolgde hunne achterhoede met zoodanige volstandigheid en gevolg, dat de | |
[pagina 691]
| |
nacht alleen hen voor eene geheele vernietiging bewaarde. Dus maakte deze beruchte slag van Hohenlinden, voor eenen tijd, een einde aan alle hoop bij het Weener Hof, om zijne zaken te herstellen: het lot des Rijks hing daarvan af. Meer dan achttienduizend krijgsgevangenen, en honderd stukken geschut, buit gemaakt, vermeerderden de zegeteekenen van onzen dapperen en gelukkigen Generaal. De Fransche armee in Italië even gelukkig slagende, werd de Oostenrijksche Monarchij tot op hare grondvesten geschud. Zij werd door moreau tot binnen vijftig mijlen van Weenen bedreigd; en drie andere magtige en gelukkige Generaals waren bijna even na. Bij deze ontsteltenis, deed het Oostenrijksche Kabinet den voorslag tot eenen wapenstilstand, welke beslissend werd door den eisch van moreau, ten grondslag leggende, dat Tijrol geheel zou ontruimd, en de vestingen van Brunau en Wurtsburg in handen der Franschen gesteld worden. Moreau kwam, eenigen tijd hierna, zelf te Parijs, waar hij ontvangen werd met de hoogste blijken van openbare bewonderinge. De Eerste Consul overhandigde hem een koppel fraaije pistolen, zeggende: ‘Ik zou gewenscht hebben, alle uwe overwinningen op dezelve gegraveerd te zien; maar er ware geen plaats genoeg geweest!’ Hierna zette moreau zich neder te Grosbois, een landgoed, dat hij kocht van barras, alwaar hij het grootste gedeelte van zijnen tijd doorbragt, zelden te Parijs komende, en weinig gemeenschap hebbende met de hoofden van het Bewind, die hij zelfs met zorg vermijdde. In 1802 arresteerde de Policie van Calais eenen zekeren Abt david, die verdacht werd gehouden door hem gezonden te zijn naar pichegru, die toen in Engeland was; en, inderdaad, in de gevangenis van den Tempel gebragt zijnde, bekende hij, dat hij het pligt geächt had, zijn best te doen om deze twee oude vrienden te verzoenen. Sedert dien tijd hield de Policie een wakend oog op moreau, en werd welhaast onderrigt, dat hij verscheidene zamenkomsten had met pichegru, die heimelijk | |
[pagina 692]
| |
was te Parijs gekomen, en zelfs met georges; waarop hij oogenblikkelijk werd gevat; en ontdekte het Bewind nu eene magtige zamenzwering tegen den persoon des Eersten Consuls, waarin moreau had bewilligd deel te nemen, doch met die bepalingen en zoodanige aarzeling, als steeds zijne gematigdheid kenmerkten. De officiéle rapporten doen zien, dat hij zeer gereed was om mede te werken tot vernietiging van het Consulair Gezag; doch hij keurde de regering der bourbons af, en drong aan op een bestuur bij vertegenwoordiging, hetgeen pichegru deed zeggen: ‘Ik geloof, hij heeft ook zin in het bewind; maar hij zou het geene week kunnen behouden.’ Moreau werd, met de overige zamenzweerders, gesteld voor het Tribunaal crimineel, en niet min verdedigd door de welsprekendheid van bonnet, zijnen Advocaat, dan door het openbaar gevoelen en de edelmoedige vrijspraken door de overige beschuldigden: hij werd niettemin, op den 10den Junij 1804, veroordeeld tot twee jaren gevangenis; eene straf, die terstond in bannissement veranderd werd. Hij kwam gevolgelijk in Spanje, geëscorteerd door vier Gendarmes, en was te Cadix, gedurende de kwaadaardige besmetting, welke daar in het begin van 1805 woedde; hij ontkwam echter, ging met zijne echtgenoote onder zeil naar de Vereenigde Staten, en kocht eene plantaadje nabij Baltimore, waar zij al vroeg in 1806 gezeten waren. Mevrouw hulot, zijne schoonmoeder, verkocht zijnen eigndom in Frankrijk, en zond hem het geld over, met uitzondering van het vereischte tot goedmaking der kosten van het crimineel proces, dat op zijne veroordeeling was uitgeloopen. In deze ballingschap bleef moreau eenige jaren, door een gevoel van kieschheid teruggehouden, de wapenen op te vatten tegen eene zaak, welke zijne landslieden onder hare verdedigers telde. Dan, er werd eene groote staatkundige Crisis geboren, die noodwendig zoodanig gevoel moest overweldigen; en hij hield het hoogen pligt, voor te treden in eene zaak, zijnen vereerden naam en groote be- | |
[pagina 693]
| |
kwaamheden waardig. De verbondene Mogendheden hebben inderdaad met eene zeldzame wijsheid gehandeld, door hem ten wezenlijken hoofd te roepen hunner krijgskundige overleggingen. Moreau kwam te Praag aan, op den 20sten Augustus 1813. De schitterende voordeelen van den Kroonprins zijn grootendeels toe te schrijven aan de wijsheid der ontwerpen, door moreau aan de hand gegeven; kennende het gerucht, met veel waarschijnlijkheids, aan dezen uitmuntenden Generaal bijna de gansche leiding van den tegenwoordigen Oostenrijkschen veldtogt, en der aanvallen op Dresden, toe. Het is nu onze smartelijke taak, den slag te vermelden, welke de wereld voor altijd heeft beroofd van de bekwaamheden dezes grooten mans. Gedurende eenige schermutselingen, op den 27sten Augustus, voor Dresden, ging Keizer alexander langs het front der linie naar den regtervleugel, waar een aanval was bevolen, en hield een oogenblik stil, tot regeling der beweging van eenige Russische bataljons, op eenen grond, binnen het bereik des kruisvuurs van twee Fransche batterijen; toen Generaal moreau, die met den Keizer sprak, digt naast hem, gewond werd. Het schot nam de eene dije weg, ging door het paard, en verbrijzelde het andere been; zoodat de Generaal genoodzaakt was tot de afzetting van beiden te besluiten, aanmerkelijk boven de knie. Hij werd door eenige manschappen op eene rosbaar gebragt achter den Eger. De Keizer bleef bij hem, toen hij viel, tot hij op een aantal pieken der Kozakken geplaatstGa naar voetnoot(*) en weggebragt was; | |
[pagina 694]
| |
en, na de operatie, kwam hij met den Koning van Pruissen bij hem, en bewees hem elke mogelijke oplettendheid. Drie dagen na de treurige gebeurtenis, welke den braven man het leven kostte, schreef hij eenen brief aan Mevrouw moreau; van welken het volgende eene vertaling is: ‘Mijn Lieve! Bij den slag van Dresden, voor drie dagen, werden mijne beide dijen door een kanonskogel weggenomen. Die deugniet buonaparte is altijd gelukkig. De afzetting werd zoo goed mogelijk verrigt. Schoon de armee eene achterwaartsche beweging gemaakt heeft, is dit geenszins het gevolg van eene neerlaag, maar omdat wij te wijd uiteen waren, en ten einde den Generaal blucher te naderen. Verschoon mijn haastig schrijven. Ik bemin en omhels u met mijn geheele hart. Rapatel zal eindigen. V.M.’
Het volgende was er door den Secretaris bijgevoegd:
‘Mevrouw! De Generaal vergunt mij, u op hetzelfde blad te schrijven, waarop hij eenige regels geschreven heeft. Oordeel over mijne smart en spijt, ten aanzien van hetgeen hij u zoo even heeft gemeld! Van het oogenblik, dat hij gewond werd, heb ik hem niet verlaten, noch zal hem verlaten, voor hij volkomen genezen is. Wij hebben de grootste hoop, en ik, die hem ken, ben zeker, dat wij hem zullen behouden. Hij stond de amputatie met heldenmoed, zonder flaauw worden, door. Het eerste verband is afgenomen geweest, en de wonden hebben een goed voorkomen. Hij had slechts een' ligten aanval van koorts, toen de ettering plaats greep, en het is aanmerkelijk verminderd. | |
[pagina 695]
| |
Vergeef deze omstandigheden; zij zijn zoo smartelijk voor mij om te verhalen, als ze voor u zullen zijn om te vernemen. - Ik had de laatste vier dagen al mijne sterkte noodig, en zal die nog noodig hebben. Verlaat u op mijne zorg, op mijne vriendschap, en op al de gevoelens, welke gij beiden mij hebt ingeboezemd. - Ontrust u niet. - Ik behoef u niet te vermanen, dat gij uwen moed betoont. Ik ken uw hart. Ik zal geene gelegenheid verzuimen om u te schrijven. - De heelmeester verzekert mij zoo even, dat, zoo hij voortgaat zoo wel te zijn, hij, binnen vijf weken, zal in staat wezen, om met rijtuig uit te gaan. Mevrouw en eerbiedwaardige Vriendin, vaarwel! - Ik ben ongelukkig. - Kus de arme isabelle voor mij.
Uw zeer verknochte Dienaar, rapatel. Laun, Aug. 30, 1813. Sept. 1. - Hij blijft wel, en is rustig.’
De Generaal spreidde de heldhaftigste kloekmoedigheid en kalmte ten toon in iedere omstandigheid, na deze vreesselijke wond; en, om die vastheid en bedaardheid, hoopte men, dat zijn leven zou behouden blijven. Doch deze vurige verwachtingen werden niet verwezenlijkt. Moreau stierf op den 2den September; zijne overblijfselen werden gebalsemd, en naar Petersburg gezonden. |
|