te zaal kwamen, dat de Inquisiteur bij de deur zat, met zijnen Secretaris achter zich, en dat hij elken gevangen stelde in handen van een bijzonder persoon, die zijn wacht zou zijn naar de plaats der verbranding. Deze personen worden Peten of Doopheffers genaamd.
Mijn doopheffer was de Kommandeur van een schip. Ik ging met hem mede, en, zoodra wij in de straat waren, zag ik, dat de Processie voorgegaan werd door de Dominicaner monniken; die deze eer genieten, omdat St. Dominicus de Inquisitie stichtte. Op dezen volgden de gevangenen, die achter elkander liepen, elk zijnen doopheffer op de zijde hebbende, en eene brandende waskaars in de hand. De minst schuldigen gaan vooraan; en, daar ik voor geen derzelven doorging, waren er velen, die den voorgang op mij hadden. De vrouwen waren met de mannen dooreen gemengd. Wij liepen allen blootsvoets, en de scherpe steenen der straten van Goa wondden mijne teedere voeten, en deden het bloed stroomen; want zij lieten ons de voornaamste straten van Goa doorwandelen, en wij werden overal beschouwd door eene tallooze schare volks, dat van alle oorden van Indië was te zamen gevloeid om dit schouwspel bij te wonen; want de Inquisitie draagt zorg, het lang te voren, in de verwijderdste gemeenten, aan te kondigen.
Ten laatste kwamen wij aan de kerk van St. Franciscus, voor ditmaal bestemd tot de viering van het Geloofsbedrijf. Aan den eenen kant van het altaar stond de Groot-Inquisiteur en zijne Raden, en aan den anderen de Onderkoning van Goa en zijn Hof. Al de gevangenen moesten zitten, om eene leerrede te hooren. Ik merkte op, dat die gevangenen, welke de verschrikkelijke Carrochas droegen, het laatst van de Processie binnenkwamen. Een der Augustijner monniken beklom den kansel, en predikte een kwartier uurs. Het sermoen gesloten zijnde, gingen twee lezers, de een na den ander, den kansel op, en lazen de vonnissen der gevangenen. Mijne blijdschap was uitstekend, toen ik hoorde, dat mijn vonnis was, niet verbrand te worden, maar galeislaaf te zijn voor vijf jaar. Na de vonnissen gelezen waren, riepen ze de ongelukkige slagtoffers op, die bestemd waren der Heilige Inquisitie opgeofferd te worden. De afbeeldingen der ketters, die in de gevangenissen gestorven waren, werden te gelijker tijd voor den