dak weinig boven den grond uitsteekt. Om er in te komen, moet men trappen afklimmen. Men zou, die schikking ziende, bijkans gelooven, dat de weg is aangelegd tusschen twee rijen huizen, zonder bepaald doel het eene bij het andere gezet.
Deze straat ten einde gegaan zijnde, vindt men, dat dezelve zich schielijk omwendt, latende aan de linker hand eene open plaats, waar men den hoofdingang aantreft van de beroemde Moskee. Aan de poorten van dat gebouw vindt men eene menigte van winkels, waarin men watermeloenen en alle soorten van fruiten verkoopt, alsmede vele soorten van gedroogde granen. In de meeste dezer winkels zag ik de verkoopers in diepen slaap, en de geweldige hitte bragt te wege, dat ik op straat geen enkel mensch zag. Dewijl ik van dorst smachtte, wilde ik een stuk meloen koopen. Ik vervoegde mij bij een dier fruitverkoopers, die, mij voor een Griek aanziende, volstrekt weigerde iets te verkoopen, uit vreeze dat het geld, van mijne hand ontvangen, onreinheid mogt te wege brengen. Ik antwoordde niets.
Van dien fruitwinkel afstappende, trad ik terugge; dan, wederkeerende, zag ik ook dien fruitverkooper weder in diepen slaap. Aan de deur van de Moskee genaderd, ontdekte ik, dat alle de goede Muzelmannen, die dezelve bewaakten, waren ingeslapen. Gedrongen door eene onvoorzigtige nieuwsgierigheid, begaf ik mij in het eerste voorhof. Eene zeer fraaije Fontein, versierd met onderscheiden gekleurde steenen en eene groote menigte Arabische spreuken, stond in het midden. Eene galerij rondom den omtrek gaf gelegenheid om in de schaduw te wandelen tot aan twee zeer net gemaakte deuren, die naar het binnenste geleidden. Ik ging naar die aan de linkerhand, en dewijl ik zag, dat niemand in het gebed was, trad ik voorwaarts genoeg om alles waar te nemen. De Koepel is van eene bevallige gedaante, doch veel kleiner dan die van St. Paul te Londen, bij welken Kolonel capper, die denzelven van verre zag, dien heeft vergeleken. De Moskee is rijkelijk versierd met ivoren en glazen bollen, struisvogel-eijeren, en een ontzettend aantal lampen, niet slechts in het midden, maar ook aan de zijden. Er lagen op den grond kleine, doch rijkbewerkte tapijten: er stonden twee groote zilveren kandelaars nabij de maraheb.
Wanneer ik dusverre mijne nieuwsgierigheid voldaan had, begon de vrees van ontdekt te zullen worden op nieuw mij te bekruipen. Dan, eer ik de poort bereikt had, rees een oud man