Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1814
(1814)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 411]
| |
gaans met zekerheid uit eene klare en natuurlijke oorzaak worden afgeleid. Wij hebben hier een merkwaardig voorbeeld uitgekozen eener ontdekking van hetgeen, in den eersten opslag, het gevolg van bovennatuurlijke werking scheen. Er is geen twijfel aan de echtheid van het verhaal. Weinige jaren geleden, vóór geesten en spoken onder ons behoorlijk waren ingeleid door middel der pantomimen en nieuwigheden van den dag, gebeurde het, dat een Heer van eene wijsgeerige geestgesteltenis, die stout genoeg was om het bestaan van iets hoegenaamd bovennatuurlijks te ontkennen, een bezoek afleide in een oud huis in Gloucestershire, welks ongelukkige bewoner juist bankeroet was, met oogmerk om zoodanigen bijstand en troost te bieden, als hij in zijne magt zou hebben; wanneer, op eenen regenachtigen, kouden avond in de maand Maart, het huisgezin om het keukenvuur gezeten zijnde, het onderhoud viel op bovennatuurlijke verschijningen. De wijsgeer deed zijn best om zijne toehoorders te overtuigen van de dwaas- en ongerijmdheid zoodaniger denkbeelden, en wel met eene bijna ongepaste ligtvaardigheid, wanneer de vrouw het gezelschap verliet, en naar boven ging; maar naauwelijks had zij de keuken drie minuten verlaten, toen een vreesselijk gerucht werd gehoord, gemengd met een ijsselijk gegil. De dienstmaagd bestierf, en haar rood haar stond, in elke rigting, in de hoogte; de man beefde op zijn' stoel, en de wijsgeer begon ernstig te zien. Ten laatste stond de man van het huis op, en ging ijlings naar boven om zijne vrouw te zoeken, wanneer een tweede verschrikkelijk gerucht werd gehoord: de dienstmeid nam het besluit haren meester te volgen, en een derde gil werd vernomen. De filozoof, die niet wel te moede was, achtte het nu evenwel hoog tijd voor zich, om zich aan het onderzoek naar de oorzaak te begeven, wanneer hij, boven in het portaal komende, de meid van zichzelve vond; haar' meester plat op den grond, met het gezigt tegen den vloer, die met bloed geverwd was; en, een weinig verder gaande, de meesteres in nagenoeg denzelfden toestand. Harer trok zich de wijsgeer terstond aan; en, vindende dat zij enkel in zwijm lag, bragt hij haar in zijne armen de trappen as, en zette haar in de keuken op den vloer neder: de pomp was bij de hand, en hij had de tegenwoordigheid van geest, daarheen te loopen, om wat water in een glas te halen; maar hoedanig was zijne ver- | |
[pagina 412]
| |
bazing, toen hij bevond, dat hij enkel overvloedige stroomen bloeds oppompte! welk buitengewoon verschijnsel, gevoegd bij de andere omstandigheden, den ongeloovigen deed sidderen door alle zijne leden: een geweldig zweet brak uit over de geheele oppervlakte van zijn ligchaam; en het bovennatuurlijke vermeesterde zijne verbeelding, met alle deszelfs echte kleuren van schrik en ijzing. Nogmaals en nogmaals hervatte hij zijne pogingen, en wederom en wederom wierp hij den walgelijken inhoud van het glas weg. Ware de geschiedenis hier geëindigd, wat zou het bijgeloof er niet van hebben gemaakt? Maar de wijsgeer, die nog aanhield met pompen, vond nu dat de kleur bleeker werd, en ten laatste vulde zuiver water het glas. Verrukt van blijdschap bij deze opmerking, wierp hij het helder vocht de vrouw in het aangezigt, wier bijkomen bevorderd werd door de verschijning van haar' echtgenoot en betje. De verborgenheid, eens verklaard zijnde, liep enkel hierop uit: de goede huisvrouw, zoodra zij wist dat een vonnis tegen haren man geslagen was, had zorg gedragen, een deel van haren uitgelezen kersebrandewijn, voor de roofzieke handen van den zendeling der Commissarissen van de Bankeroeten, te verbergen op eenige planken in eene kas op den trap, welke, overeenkomstig de oude bouworde van het huis, desgelijks de pijp van de pomp beneden bevatte; en, een der potten verschuivende, ten einde een dronk voor het gezelschap bij het keukenvuur te krijgen, brak de plank met een' vreesselijken slag, de potten braken in honderd stukken, het keurig vocht liep in stroomen bij de pijp van de pomp neer, en vulde met zijnen rooden vloed den zuiger beneden; en dit was de eigen vloeistof, welke de filozoof, in zijnen angst, zoo dwaasselijk had weggeworpen. De vrouw, van een zenuwzwak gestel, was flaauw gevallen bij de omstandigheid; de man, in zijne haast en angst, was op den grond geslagen, en bloedde geweldig uit den neus; en de meid, met hare beenen, in de verregaande ontsteltenis, in aanraking komende met die van haren gevallen Heer, overliep, als 't ware, zichzelve, en viel aan de andere zijde neer. Dikwijls is deze gebeurtenis verteld, door iemand, die den filozoof kende, met groote uitwerking, tot aan het laatste bedrijf, of de ontknooping; wanneer teleurstelling volkomen | |
[pagina 413]
| |
zigtbaar was op de gelaatstrekken der toehoorders, vindende dat er in het geval niets bovennatuurlijks en geheel geen geest aanwezig was! |
|