Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1814(1814)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan mijne kinderen, bij het zingen van het Wilhelmus-lied. Ja, mijn kleine lievelingen! Gij moogt blijde en vrolijk zingen; Neen, gij hindert vader niet: Zingt, daar ik uw vreugd aanschouwe, Zingt: ‘Wilhelmus van Nassouwe;’ 'k Weet voor u geen beter lied. 't Kan mij in mijn' arbeid streelen, Als ik u dat lied hoor kwelen Met een opgeruimd gemoed: Zingt het, zingt het, lieve kindren! Ducht niet dat gij mij zult hindren; Neen, uw juichtoon doet mij goed. Lieven! voor maar weinig weken Dorst men van dat lied niet spreken; Niemand was er, die het zong; Elk was angstig voor verklikken In die aaklige oogenblikken, En de vrees boeide ieders tong. Maar, die vrees is nu verdwenen; Want Vorst willem is verschenen; Hij bragt ons de vrijheid weêr: Neêrlands beulen moesten vlugten; Uit heeft al het droevig zuchten; Holland heeft geen dwingland meer. Bange schrik is ons ontweken; En wij mogen nu weêr spreken, En weêr zingen, uit de borst: Neêrland wierp zijn kluisters neder, En hernam zijn vrijheid weder, Bij de komst van Nassaus Vorst. [pagina 414] [p. 414] Gij mogt ook dat heil aanschouwen: Zingt: ‘Wilhelmus van Nassouwe;’ Zingt het vrolijk, schreeuwt het luid! 't Klinkt welluidend mij in de ooren; Ducht niet dat gij mij zult storen, Lieven! drukt uw blijdschap uit. Neen, ik mag uw vreugd niet stuiten Zingt en leert dat lied van buiten, Kindren! maar vergeet het nooit: 't Moet u dán nog wellust baren, Als de Tijd, eenmaal, uw haren Met den krans der grijsheid tooit. Kleine, dierbre lievelingen! Houdt niet op dat lied te zingen; 't Is voor 't vaderhart zoo zoet: Zingt, daar ik uw vreugd aanschouwe, Zingt: ‘Wilhelmus van Nassouwe’ ‘Ben ick’ - en - ‘van Duytschen bloedt.’ Neen, ik kan mij niet bedwingen: Kleinen! ik wil met u zingen; Moeder is geheel gehoor: Komt, eerst vrolijk opgesprongen; Lustig uit de borst gezongen; Lustig! vader gaat u voor. Ja, op God was zijn betrouwen; De eedle willem van nassouwe Was een deugdzaam Christenheld: Nimmer heeft eene ijzren keten, Of het dwangjuk van 't geweten, Nassaus braaf gemoed omkneld. Op dan, tot zijne eer gezongen; Vrolijk zweve op onze tongen 't Lang verschopt Wilhelmus-lied: 't Is wel oud, maar toch bevallig; 't Zegt wel waarheid, maar lieftallig: Kindren! och, vergeet het niet! [pagina 415] [p. 415] 't Is geen grootspraak van tirannen, Die tot moorden zamenspannen, Of met Franschen zwier getooid: Neen, 't is 't lied van Nassaus glorie, Grootsch gestaafd in 's lands historie: Kindren! och, vergeet het nooit! Kent gij 't nog niet gansch van buiten, ô! Dit moet de vreugd niet stuiten, Die 't onschuldig hart verrukt; Duizendwerf moet gij 't herhalen; 'k Zal u met een' kus betalen, Op uw lief gelaat gedrukt. Zingt het vrolijk, zingt het blijde; Springt en huppelt aan mijn zijde; 'k Deel in 't heil, dat gij geniet. Zingt, daar ik uw vreugd aanschouwe, Zingt: ‘Wilhelmus van Nassouwe;’ 'k Weet voor u geen beter lied. w.h. warnsinck, bernsz. December, 1813. Vorige Volgende