Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1814
(1814)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 318]
| |
Over het slaapwandelen en het dierlijk magnetismus. Door K. Sprengel, Hoogleeraar te Halle.(Vervolg van bl. 283.)
De eerste sporen der wetenschap van het Dierlijk Magnetismus zijn fabelachtig en vol bedrog. Sedert den tijd van paracelsus, hadden valentin graetrake, een dweeper, en willem maxwel, door het verrigten van magnetische genezingen, zich vooral een grooten naam verworven. In latere dagen breidde mesmer, een man van eene verwaande inborst, deze leer verder uit, en gaf daaraan zulk een bespottelijk aanzien, dat hij in Frankrijk vele Goochelaars of Idioten tot navolgers vond. Want, sedert dat deze kunstgrepen aldaar in de handen veler heethoofden vervielen; sedert dat de puységur'sGa naar voetnoot(*) en anderen, of bedriegers, of vertooners | |
[pagina 319]
| |
van wonderwerken, zich met derzelver uitoefening bemoeiden, werd deze wetenschap zoo zeer door leugens en bedriegerijen bezoedeld en bedorven, dat derzelver aandenken alleen elken redelijken mensch de diepste verontwaardiging moest inboezemen. Wij hebben het de opregtheid, het oordeel en de voorzigtigheid der Duitschers, vooral de scherpzinnigheid en kunde der Bremer Geneesheeren wienholt, heineken en freviranus, dank te weten, dat het Magnetismus thans van alle die guichelarijen en bedriegerijen gelouterd is; daar zij ons, zuiver en opregt, den waren weg hebben aangewezen, dien wij in dezen te bewandelen hebben, zelfs om daarop tot nog grooter en gewigtiger ontdekkingen voort te gaan. Evenwel is de laatste hand hier nog niet aan het werk gelegd; daar de leer van het Dierlijk Magnetismus nog met vele duisterheid omtogen, en nog aan vele twijfelingen en geschillen onderhevig is; ofschoon de verschijnselen van het Galvanismus hierover, in lateren tijd, veel lichts hebben verspreid. Uit dezelve toch, als ten naauwste met het Dierlijk Magnetismus in verband staande, blijkt het, dat ook deze benaming zelve onze goedkeuring geenszins kan verdienen; hoezeer de bedarende eigenschap en het groot vermogen van den Magneet tot de ontdekking dezer wetenschap aanleiding hebbe gegeven. Nu evenwel weten wij, dat ook andere metalen eene gelijke uitwerking te weeg brengen, vooral indien er verschil in de aanraking plaats hebbe; - wij weten, dat de Fransche voorstanders dezer leere verkeerdelijk gehandeld hebben, door, in het menschelijk ligchaam, naar twee polen, eene evennachtslijn en keerkringen, te zoeken. Er is geen twijfel, of de ophooping en ontlading van hetzelfde onweegbare wezen, hetwelk de Galvanische verschijnfelen te weeg brengt, moet | |
[pagina 320]
| |
ook als het wezen aller magnetische verschijnselen worden aangemerkt.
Maar, om met eenige orde voort te gaan, oordeel ik eerst duidelijk te moeten verklaren, wat men eigenlijk verstaat door hetgeen, waarover wij handelen. Het Dierlijk Magnetismus onderstelt eene zekere zwakke gesteldheid des ligchaams, of wel eenen ziekelijken staat van hetzelve, waardoor het vatbaar wordt, dat, terwijl de uitwendige zintuigen slapen, eene zekere inwendige en bijzondere gewaarwording of inwendige ligchamelijke bewustheid in hetzelve wordt opgewekt; waardoor een natuurlijk instinct, begeerten, afkeer, en een voorspellingsvermogen worden ontwikkeld; waardoor eene verwonderlijke betrekking tot sommige menschen, en afkeer tegen anderen, geboren wordt, op eene wijze, die geenszins kan verklaard worden. Nogtans zijn niet alle, gelijk ook niet volkomen gezonde menschen voor het Dierlijk Magnetismus vatbaar, maar voornamelijk behooren hiertoe zwakke vrouwen of kinderen, mannen, die aan verstoppingen in de buiksingewanden onderhevig zijn, en menschen, die aan gebreken der zenuwen sukkelen; doch inzonderheid jongelingen en meisjes, die zich door een' snellen wasdom des ligchaams onderscheiden; - in het algemeen de zoodanige, wier krachten niet evenredig werken, maar in sommige deelen zijn opgehoopt, terwijl zij in andere ontbreken. Het zijn derhalve zwakkelingen, die voor het Dierlijk Magnetismus de vereischte vatbaarheid bezitten; - eene vatbaarheid, die ook bij hen ophoudt, zoodra zij van hunne ongesteldheden genezen zijn. Deze nu worden, indien zij op eene bepaalde wijze, door iemand, die de handgrepen verstaat, bestreken worden, of ook door het doen naderen der handen of vingeren tegen verschillende ligchaamsdeelen van dezelve, door eene bijzondere slaperigheidGa naar voetnoot(*) aangedaan, welke hun zeer | |
[pagina 321]
| |
aangenaam is, en in hen verschillende denkbeelden opwekt, waardoor zij met den inwendigen toestand van hun eigen ligchaam en van dat des Magnetiseerders bekend worden, en het vermogen verkrijgen, om tevens de geneeswijze hunner ongesteldheden te openbaren.
Wij dienen het eerst over de wijze van betasting te handelen. Zeer vele tegenstrevers hebben de verschijnselen, welke hierdoor worden te voorschijn gebragt, enkel aan de aanhoudende en zachte wrijvingen toegeschreven; daar het genoeg bekend is, dat, door het wrijven des ligchaams, pijnen worden bedaard en spanningen der zenuwen verminderd; terwijl de huid daardoor tevens wordt verzacht, en aangename gewaarwordingen worden te weeg gebragt. Het zal uit de verdere beschrijving der betasting blijken, hoe ongegrond deze stelling zij. Hiertoe wordt vereischt, dat de Magnetiseerder zich in eenen bepaalden stand plaatse, waardoor hij in betrekking geraakt met den genen, die de bewerking ondergaan zal (être en rapport). Beiden zitten tegen over elkander; of, indien hij, die de bewerking ondergaat, te bed ligt, neigt zich de Magnetiseerder over hem henen. Het ligchaam behoeft geenszins ontbloot te worden; maar de gene, die gemagnetiseerd wordt, kan in zijne kleederen, of door bedkleeden overdekt, de bewerking ondergaan; waaruit dan ook blijkt, hoe verre zij van de waarheid verwijderd zijn, die zich verbeelden, dat zoodanige manipulatien zouden strekken om een wellustig gevoel op te wekken. | |
[pagina 322]
| |
Om de magnetische vloeistoffe aan het ligchaam over te brengen, zet de Magnetiseerder zijne vingerspitsen in dier voege op het ligchaam, dat hij in groote trekken of bestrijkingen, (à grands courans) van beide zijden des voorhoofds, langs den hals en de borst, tot de hartkolk voortgaat; - hij doet dit vooral met de duimen, de overige vingeren naar buiten uitstrekkende. Wanneer hij tot op de hartkolk, of ook tot op den navel, gekomen is, gaat hij met een' boog, in éénen trek, zonder het ligchaam aan te raken, buitenwaarts om, de palmen der beide handen van den lijder afgewend houdende, en zet de handen tegen de schouderen, om langs de armen af te dalen, wanneer de duimen van beiden tegen elkander gesteld worden. Vervolgens de handen wederom loslatende en van het ligchaam verwijderende, worden zij op nieuw tegen de hartkolk geplaatst, waarna men dezelve langs den buik en de knien doet afdalen; aldaar vertoeft men een weinig tijds, den weg eindelijk tot de voeten vervolgende. Alsdan begint men wederom, op de vorige wijze, van het hoofd af aan. Door deze, meest gewone, wijze van bewerking met groote trekken, wordt het geheele ligchaam met de onweegbare magnetische zelfstandigheid vervuld, terwijl dezelve van de hersenen wordt afgeleid. Ook kunnen enkele deelen met dezelve vervuld worden, indien men slechts de toppen der vingeren, bij herhaling en met kracht, tegen zoodanige deelen rigt, of door de beädeming van den Magnetiseerder; immers heeft men waargenomen, dat hierdoor somwijlen ziekelijke toevallen bedaard of ook verergerd worden. - Door zoodanige behandeling gevoelt de lijder vermeerderde warmte; en, wanneer de toppen der vingeren tegen de oogen gehouden worden, neemt hij somwijlen eene electrieke vonk waar. De aanraking met de handpalmen, vooral tegen de hartkolk, of ook de bestrijking met dezelve op eenigen afstand van het ligchaam, de vingeren naar buiten gestrekt zijnde, werkt bedarende. Op deze wijze kunnen pijnlijke aandoeningen van eenig deel des ligchaams gestild worden, door | |
[pagina 323]
| |
het deel dikwijls met den ondersten rand der handpalm aan te raken, en met dezelve zacht naar beneden te strijken.
De uitwerkingen, welke door zoodanige manipulatien worden voortgebragt, zijn verwonderlijk. De meesten ondervinden daardoor aangename gewaarwordingen, als van eene zachte warmte, of ook van eene aangename doorstrooming door de zenuwen. De verbeelding doet hier niets ter zake, dewijl dezelfde verschijnselen plaats hebben bij hen, welke aangaande de uitwerkingen van zoodanige bestrijkingen den sterksten twijfel voedden, als bij hen, welke daaromtrent te voren niets gehoord hadden. Waarom ik mij volkomen verzekerd houd, dat de verbeelding tot het doen geboren worden van dusdanige verschijnselen niets toebrengt; hetwelk ik ook bevestigd vind door gmelin, welke verhaalt, dat zijne gemagnetiseerden dikwijls de stuipachtige aandoeningen van anderen aanschouwd hadden, zonder eenig nadeel. Vervolgens volgt hierop, zelfs tegen wil en dank, eene aangename slaperigheid, die zij niet weêrstaan kunnen. Deze komt met den gewonen slaap geenszins overeen; want dezelve kan des morgens plaats hebben, nadat de gemagnetiseerde wel gerust heeft, en, wanneer dezelve 's avonds plaats vindt, wordt daardoor de slaap, den volgenden nacht, niet het minste belet. Ook is hierin nog dat verschil, dat in den magnetischen slaap de gelaatstrekken meestal eene inwendige vrolijkheid kenmerken, terwijl de pols sterker slaat, en de oogleden zoodanig gesloten zijn, dat dezelve door een' ander' niet dan met moeite van elkander kunnen worden gebragt; en, wanneer zulks geschiedt, staat de oogbol naar boven gedraaid, zoo dat slechts het onderste gedeelte van denzelven zigtbaar is. Doch meer verwonderlijk is de bijzondere verhooging der zinnen, welke hierbij wordt waargenomen. Na een kort tijdsverloop toch schijnen zij te hooren, hetgeen de Magnetiseerder, of die gene, waarmede zij in eene magneti- | |
[pagina 324]
| |
sche betrekking staan, vragen; doch geenszins ander gedruisch, of hetgeen anderen spreken of vragen. Evenwel is het hiermede niet bij allen op dezelfde wijze gelegen. Want sommigen schijnen alleen die genen te verstaan, welke door den Magnetiseerder worden aangeraakt, of met hem in eene magnetische betrekking staan; terwijl ik evenwel ook anderen ken, welke alles verstonden, wat ieder, die tegenwoordig was, sprak, en ook alle andere aanwezigen schenen te kunnen zien, ofschoon hunne oogen bestendig gesloten waren. - Ik zeg, schijnen te hooren en te zien, dewijl zij het gewone gehoor en gezigt ontberen. Zij worden dus zulks op eene hun eigene en geheel bijzondere wijze gewaar. Merkwaardig is de waarneming, welke fischer het eerst gemaakt heeft, dat de magnetische slaapwandelaren zichzelven beschouwen, door eene soort van helderen dampkring omgeven te zijn; hetwelk, volgens hen, ook met den Magnetiseerder plaats heeft. Allerverwonderlijkst is tevens de innerlijke betrekking, welke er tusschen de slaapwandelaren en den Magnetiseerder of anderen, welke met dezen in eene natuurlijke betrekking staan, plaats vindt. Dit dient vooral opgemerkt te worden. Immers is de tegenwoordigheid van den Magnetiseerder hun niet alleen ten hoogste aangenaam, maar dezelve strekt zich nog tot een veel inniger medegevoel uit, zoodat zij zelfs ook zijne aandoeningen gevoelen. Zoo had insgelijks eene Dame, welke door gmelin gemagnetiseerd werd, altijd een gevoel van het zogen aan hare tepels, wanneer hare zuster haren zuigeling zoogde. De slaapwandelaarster van wienholt ondervond de uitwerking van de rabarber, die hij had ingenomen, en hij zelf kreeg puisten aan de slapen van het hoofd, toen zijner slaapwandelaarster, op die plaats, bloedzuigers werden aangezet. Wienholt, Heilkraft des Thier. Magnet. III. 3. p. 263. Door deze sympathie wordt eene onverklaarbare genegenheid geboren, welke evenwel geenszins met wellustige liefde moet gelijk gesteld worden, daar dezelve zonder onderscheid van geslacht plaats heeft, en dezelfde is, | |
[pagina 325]
| |
die tusschen ouders en kinderen wordt waargenomen. Die de magnetische vloeistoffe aan anderen mededeelt, moet een overwigt van kracht bezitten boven den genen, die de bewerking ondergaat. Van hier ook, dat hij zich na herhaalde bewerkingen verzwakt gevoelt, hetwelk zelfs de voorzigtige en kundige jussieu aan zichzelven, door eene verzwakking der spijsvertering en herhaalde trillingen, waarnam. Deze kracht en dit overwigt van levensvermogen gaat in den slaapwandelaar over. Hierdoor verkrijgt de Magnetiseerder een verwonderlijk vermogen op denzelven, zoo zelfs, dat hij reeds schier wanhopig wordt, wanneer hij, gedurende dien toestand, door zijnen Magnetiseerder verlaten wordt. Hij gevoelt, door middel van zijnen Magnetiseerder, bijna alles, en weet zelfs, aan welke ongemakken hij lijdt, vooral indien dezelve in verstoppingen der buiksingewanden bestaan. De slaapwandelaar heeft een' afkeer van vreemden, vooral indien deze sterker van krachten zijn dan hij zelf, en in geene magnetische betrekking tot hem staan; minderen afkeer heeft hij van dezulken, die zwakker zijn dan hij, of door het aanraken des Magnetiseerders met hem in betrekking zijn gesteldGa naar voetnoot(*).
De slaapwandelaren antwoorden op de vragen, die hun gedaan worden; maar anders, dan ieder hunner, wakende, naar zijne kennis en bevatting zoude gedaan hebben. Door menigvuldige ondervragingen en antwoorden, inzonderheid in het begin van dezen toestand, worden zij verzwakt en verward, vooral indien men hen lastig valt, om nopens andere zaken, dan die hunne eigene ligchaamsgesteldheid of die van den Magnetiseerder betreffen, iets te | |
[pagina 326]
| |
openbaren. Het doen van andere vragen omtrent Goddelijke of burgerlijke zaken, welke de slaapwandelaar te voren niet heeft geweten, is ijdel en belagchelijk. Het is er toch zoo verre van daan, dat er, in dezen toestand, eene nieuwe bron van kennis voor hen geöpend zou zijn geworden, dat zij zich veel meer datgene herinneren, hetwelk zij te voren gevoeld of gedacht hebben, en hetzelve nu, op eene bijzondere wijze, te zamen voegen, waarbij zij tevens een verwonderlijk sterk en vrij ligchamelijk of organisch gevoel bezitten, hetwelk te voren onder de beheersching der hersenen stond. Hierdoor wordt ook het instinct oneindig meer levendig; waardoor de slaapwandelaar in staat geraakt, om den aard zijner ongesteldheid en van zijnen Magnetiseerder te kennen, den duur zijner slaapwandeling en derzelver uitwerking te voorzeggen, en andere geschikte geneesmiddelen aan te wijzen. Deze geneesmiddelen zijn geenszins de zoodanige, waarvan hij nooit te voren gehoord heeft; maar door menschen uit een' onbeschaafderen stand worden doorgaans zeer gewone huismiddelen, en door meer beschaafden ook andere geneesmiddelen uit de Apotheek voorgesteld. Meestal zijn dezelve van dien aard, dat een Geneesheer zelden op de gedachte zoude komen die voor te schrijven, als bij v. keukenzout, een bad, met peper te zamen gesteld, enz.; doch deze middelen zijn doorgaans van eene gelukkige uitwerking, zoo zelfs, dat wienholt getuigt, nimmer waargenomen te hebben, dat dezelve vruchteloos werden aangewend. Men zou schier zeggen, dat de mensch, dien men in den magnetischen slaap hoort spreken, niet dezelfde zij, als in den wakenden toestand; want zijne spraak heeft iets vreemds en schijnt belemmerd. Sommigen, die gewoon zijn eene platte taal te spreken, drukken zich nu in eenen beschaafderen tongval uit. Dikwijls verkiezen zij boven hunne moederspraak vreemde talen, waarvan zij misschien te voren de beginselen geleerd hadden, doch welke zij niet zoo wél kenden, dat zij dezelve, gezond zijnde en wakende, gemakkelijk en vlug konden spreken. | |
[pagina 327]
| |
In den wakenden staat herinneren zij zich geenszins iets van dat alles, wat zij in den magnetischen slaap gedaan, gehoord of gezegd hebben; doch zij kunnen zich zulks wederom alles in den volgenden slaap te binnen brengen.
(Het vervolg en slot hierna.) |
|