Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1814(1814)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Lentezang voor 1814. Prijk, Neêrland, met een schooner glans Dan ooit in twintig jaren! Dat vrede-olijf en lentekrans Zich bij uw standaards paren! Van daar de woeste Dollert woelt, En Gronings vruchtbren grond bespoelt, Tot Schelde's breede stroomen, Galm' nu uw juichtoon door de lucht: De barre Winter is gevlugt; De Lente is weêrgekomen. De Winter, die Europa's grond Sinds twintig jaar deed kwijnen, Verdwijnt, zoo ras de Lentestond Met nieuwen glans gaat schijnen. Geen Aadlaar, tuk op roof en buit, Plukt meer uw kale velden uit: Gij vreest geen gierentongen. Geen schrale en koude slaventoon Krast meer rondom des Dwinglands troon Uit toegevrozen longen. Een andre juichtoon ingesteld, ô Neêrlands filomeelen! Nu klink' die door het vrije veld Uit hooggetopte abeelen! [pagina 299] [p. 299] Euroop, uit haren slaap gewekt, Niet meer met bloed en moord bedekt, Herrijst met nieuwe glansen. De bange storm heeft uitgewoed: De zon herrijst met nieuwen gloed Aan 's Hemels blijde transen. Galmt nu een nooitgezongen lied, ô Maas- en Rijn-Najaden! Thans moogt gij weêr in vrijen vliet Uw blanke boezems baden. Zingt, filomeelen! zingt door 't woud, Terwijl Natuur haar' hoogtijd houdt In Neêrlands vrije dreven. Juicht, groenende akkers, berg en dal! Juicht, zilvren stroom en waterval! Van vrijheidsglans omgeven. Dat 't Nimfje lagchend spelemei', Belaân met mirtekransen, En Cytheré haar koren lei' En voer' tot nieuwe dansen! Het aardrijk, vrij van moord en buit, Schiet palmen en olijven uit En lacht met heldrer kleuren: De ontloken bloem en spruit en vrucht Doorwasemen de zachte lucht Met zoete balsemgeuren. Prijk, Neêrland, met een schooner glans Dan ooit in twintig jaren! Dat vrede-olijf en lentekrans Zich bij uw standaards paren! Uw grond, eens door der vaadren vlijt, Het woên des oceaans ten spijt, [pagina 300] [p. 300] Hervormd in lustwaranden, Vreest nu geen golf noch oceaan: Neen: vriendlijk brengt hij schatten aan Van Oost- en Wester-stranden. Schiet, vrije grond, uw telgen uit: Gij zult geen roovers voeden. Niet meer, der dwinglandij ten buit, Vreest gij het oorlogswoeden. Reeds wacht u 's landmans nijvre hand: Geen plonderzieke Dwingeland Zal u zijn hulp ontrooven: Eens oogst hij uwe garven in, En zamelt met zijn blij gezin Het koren in de schoven. Schijn, blijde Oranjezon! met pracht In Neêrlands vrije dalen, Wijl 't aardrijk blij u tegenlacht, Gekoesterd door uw stralen. Waar Vrede ons met zijn zegen kroont, Waar Vrijheid in de landen woont, Oranje ons mag regeren, Daar wijkt de Zomer nimmer weêr, Daar is geen Winter Winter meer, Daar kan geen koude ons deren. H.M.V. Vorige Volgende