Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1814
(1814)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerslag wegens het nog zeer schaars bekende koningrijk Nepaul.(Zijnde hoofdzakelijk getrokken uit de Observations made during a Mission to Nepaul in the year 1793, by Colonel kirkpatrick, in 1811 in 4to uitgegeven.)
‘Land- en Volkskennis is op zichzelve gewigtig, onderhoudend en leerzaam; wat daartoe kan bijdragen, behoort gemeen gemaakt te worden. Wij twijfelen des niet, om het volgende, over het Koningrijk Nepaul, in ons Mengelwerk, den Lezeren aan te bieden.’
Geen Engelschman had, tot hiertoe, de bergreeks overgetrokken, welke de vallei van Nepaul van de noordoostelijke gedeelten van Bengalen afscheidt, toen, omstreeks het einde des jaars 1792, aan het Britsche Gouvernement in Indië zich onverwachts eene gelegenheid opdeed, om het gordijn, 't welk zoo langen tijd tusschen de beide landen gehangen en dezelve als vaneen gescheiden had, op te ligten. Het Hof van Pekin, gevoelig geraakt wegens zekere inbreuken, door het Gouvernement van Nepaul gemaakt op de regten des Lamas van Thibet, dien de Keizer van China, eenigen tijd geleden, onder zijne bescherming genomen, of, met andere woorden, aan zich onderworpen | |
[pagina 180]
| |
had, besloot, dien beleediger te straffsen. Te dezen einde zond de Chinesche Keizer een Leger af, 't welk het gebergte van Thibet overtrok, en tot digt bij Khatmandu, de Hoofdstad van Nepaul, doordrong. De minderjarigheid van den Rajah deed het ontzette Regentschap zich bij het Britsche Gouvernement vervoegen, om de tusschenkomst van 't zelve te verzoeken. - Dat Gouvernement aanschouwde toen, voor de eerste keer, het zonderlinge schouwspel van eene talrijke Chinesche Legermagt, eene stelling beslaande, die van de hoogten van Dhyboon een afgelegen gezigt aanbood van de vallei van den Ganges en van de rijkste der bezittingen van de Engelsche Compagnie. De noodzakelijkheid om den vrede met het Chinesche Rijksbestuur te behouden, en te waken over de belangen aan de andere zijde van Azië, wederhield de Engelschen om met krijgsgeweld tusschen beiden te komen. Dan, de Kolonel kirkpatrick werd, als middelaar, derwaarts gezonden, om te beproeven, of hij, door deze en gene diplomatieke schikkingen, de verschillen tusschen die beide Volken ten einde zou kunnen brengen. Dan, deze Afgezant kwam te laat. Het gevaar had het Regentschap bevreesd gemaakt, en den vrede doen sluiten op voorwaarden, hoogst ongunstig voor de onafhankelijkheid van Nepaul. Het verblijf des Kolonels kirkpatrick in dat Rijk duurde slechts eenige weken; en had hij daarenboven het ongeluk, van een gedeelte diens tijds, door de koorts, aan huis en kamer bepaald te zijn. Dan, het weinige, 't geen hij mededeelt, ten aanzien van een Land, waaromtrent de berigten zoo schaars zijnGa naar voetnoot(*), zal, houden wij ons verzekerd, de algemeene aandacht verdienen. | |
[pagina 181]
| |
Nepaul is eene dier hoogliggende en gelukkige valleijen, die, even als Cachemire, besloten liggen in eene groote reeks van bergen van den tweeden rang, welke zich zuiden westwaarts uitstrekken van de reusachtige bergreeks van Himalaya en de hooge gewesten van Tartarije. Aan de oostzijde zijn de landbezittingen van de Ghoorkhali, of tegenwoordig regerende Familie, bepaald door Boahtan, of het Land van den Deb-Rajah; ten zuid-oosten stooten zij aan de districten van Rungamully en Coochbehar; ten noordoosten zijn zij van Thibet gescheiden door de hooge bergketen, waarin de doortogten van Phullak en Kooti gelegen zijn. Ten zuiden wordt het grondgebied van Nepaul bepaald door de gewesten Durbungahi, Tirhout en Ghemparum. Ten zuid-westen ligt Bulrampore en Goruckpore; hieraan grenst het schattingschuldig Vorstendom van Bootwal. De grenzen van Nepaul ten westen raken verscheidene deelen van Ouda; ten noord-westen worden zij gescheiden van verscheidene districten van Rohitcunad door de heuvelen van Almorah, en worden zij daar bepaald door de heerschappijen der Rajahs van Serinugur en Siremore, en door gedeelten van Thibet, alle gelegen buiten de besneeuwde bergketen van Himma-leh. Het grondgebied van Nepaul beslaat, tusschen de oostelijkste en westelijkste grenzen, niet minder dan twaalf geographische graden; dan, zij strekken zich slechts twee graden van het noorden tot het zuiden uit: voor het grootste gedeelte is het eene slip gronds van iets min dan één graad in de breedte. Khatmandu, de Hoofdstad van Nepaul, ligt op den oostelijken oever van de Bishmutty. Die rivier stroomt er eene Engelsche mijl langs. De breedte heeft weinig te beduiden; deze bedraagt nergens meer dan eene halve mijl. De meest in 't oog loopende voorwerpen zijn de houten Tempels. Deze gebouwen zijn niet bepaald in de stad, | |
[pagina 182]
| |
maar staan verspreid in den omtrek, bijzonder langs de zijden van eene vierkante waterkom. Van het aantal dezer gebouwen geeft de Kolonel ons een zeer groot, schoon eenigzins onbepaald, denkbeeld; schrijvende: ‘Er zijn omtrent zoo vele Tempels als Huizen, en omtrent zoo vele Afgoden als Inwoners.’ - De Afgoden moeten zeer talrijk zijn, indien men staat moge maken op de berekening, dat het geheele getal der Nepaulsche Godheden door des wel onderrigten op tweeduizend zevenhonderd en drie-en-dertig wordt gesteld. Behalve deze Tempels, bevat Khatmandu verscheidene andere, op eene grooter schaal van steen gebouwd, met twee of drie schuins afloopende daken, naar boven toe versmallende, en in punten uitloopende, die, zoo wel als eenige der bovendaken, rijkelijk verguld zijn en een schilderachtig voorkomen opleveren. De huizen der stad zijn van steen, met pannen gedekt; de daken loopen naar de straat af. Veelal zijn ze omgeven door houten balkons van doorluchtig snijwerk en van eene zeldzame gedaante; de voorgevel, in stede van regtstandig op te loopen, steekt in eene hellende rigting uit naar de spanten van het dak. De huizen zijn twee, drie of vier verdiepingen hoog, en, over 't algemeen, van een slecht voorkomen. Khatmandu, met de voorsteden en dorpen, zal omstreeks 22,000 huizen bevatten; dan, de stad zelve, wanneer men tien menschen voor elk huis rekent, ('t welk de Kolonel kirkpatrick eer te weinig dan te veel gesteld acht) heeft niet meer dan 50,000 inwoners. De daar op volgende meest belangrijke steden zijn Paln, Bhatgong en Khirtipoor; de te onderbrenging van de laatstgemelde plaats kostte den Ghoorkhali zoo veel moeite, dat, uit wraak wegens den wederstand der inwoneren, aller mannen neuzen werden afgesneden. Deze schrikkelijke daad van wreedheid gebeurde staande het verblijf des Roomschcatholijken Zendelings, van welken wij hier boven in eene aanteekening melding maakten; en de Kolonel kirkpatrick werd, na een tijdsverloop van drieëntwintig jaren, | |
[pagina 183]
| |
aan deze gebeurtenis herinnerd, daar zoo velen der mannen, bestemd tot het dragen hunner reisgoederen over het gebergte, van hunne neuzen beroofd waren. Om de geheugenis dezes ter straffe uitgevoerden togts te bewaren, beval de tuchtiger, dat de naam der stad zou veranderd worden in Naskata-poor, zoo veel beteekenende als de stad der mannen zonder neus. Het noordelijkste gedeelte van Nepaul ligt op de breedte van 27 en een' halven graad. Nogtans geniet deze vallei (in sommige opzigten) de luchtsgesteltenisse van eenige der zuidelijke deelen van Europa. De toppen der omringende bergen zijn, gedurende den winter, verscheidene dagen lang besneeuwd; en nu en dan valt er sneeuw in de vallei zelve. Eene ruige vorst bedekt veelal den grond in dat saizoen; doch, schoon de koude sterk genoeg is, om, nu en dan, voor drie of vier maanden, stilstaande wateren te doen bevriezen, blijven de rivieren nogtans onbevrozen. - Nepaul schijnt deze gunstige luchtsgesteldheid geheel verschuldigd te zijn aan de groote hoogte, waarop het gelegen is: want, liggende in de nabuurschap van een gewest, in nimmer smeltende sneeuw begraven, wordt de luchtsgesteltenis weinig daardoor aangedaan; en, behalve de beschutting, welke ontstaat van de tusschen beiden liggende bergen, verzekert men, dat de Himma-leh, of Noorde-wind, in dit dal niet waait, uitgenomen nu en dan bij zeer kortstondige vlagen. - De hoogte van Nepaul boven het oppervlak der zee kan, uitwijzens den barometer, niet minder zijn dan 4000 voeten; en echter rees de thermometer, staande het verblijf des Kolonels kirkpatrick, eens tot 87 graden. Kort na zonneöpgang stond de thermometer gewoonlijk tusschen de 50 en 54 graden; nooit lager dan 47. 's Avonds ten negen ure teekende hij van 62 tot 66. De gemiddelde luchtswarmte was eenige dagen 67 graden. De jaarsaizoenen van Nepaul staan omtrent gelijk met die van Opper-Hindustan. De regentijd valt er iets vroeger in, en begint in het zuid-oostelijkste gedeelte; doorgaans valt er veel waters, en de regentijd eindigt te midden van Wijnmaand. | |
[pagina 184]
| |
In den regentijd overstroomen de rivieren dikwijls de oevers. Van de luchtsgesteldheid van Nepaul gewagende, moeten wij ons niet bepalen bij de vallei. Eene reis van eenige weinige uren buiten dezelve doet, bij het beklimmen der bergen, eene zeer groote verandering van luchtsgesteltenisse ondervinden. In den tijd van drie of vier dagen kan men (van Noakote naar Khenoo trekkende) de hette van Bengalen voor de koude van Rusland verwisselen. Het is niet onwaarschijnlijk, dat een kort verblijf in Nepaul, in alle ongesteldheden, welke uit verzwakking voortkomen, even veel baats zou toebrengen als eene reis naar Europa; en de lijder zou het onschatbaar voordeel genieten, om van de eene temperatuur tot de andere over te gaan, tot dat hij die had aangetroffen, welke voor zijnen toestand best geschikt was. Er zijn misschien slechts weinige gevallen, die het voor eenen zwakken en ziekelijken noodig zouden maken, om, in den winter, eene hooger luchtstreek te zoeken dan die in de vallei Chitlong, of, in den zomer, eene meer veerkrachtige lucht, dan hij op den top van den Chandraghiri zou inademen; een top, waar de van zelve voortkomende vruchten zijn de framboos, de moerbezie, de walnoot en de perzik. Te dezer hoogte zouden waarschijnlijk de vruchten en moeskruiden van Europa wel voort willen. De gezondheid dezer hoogere bergtoppen wordt gestaafd door het frissche gelaat der bewoneren. De koorts, hier onder den naam van Owl bekend, bepaalt zich tot de laagste valleijen: dit is het geval niet van de keelgezwellen, in Hindustan bekend onder den naam van Ghaigha, en in Nepaul Ganoo genaamd, welke dezelfde kwaal schijnt als de Goitre in het Alpische gebergte. Deze Goitres in Nepaul worden door velen aldaar gehouden voor het uitwerksel van de inbeelding der zwangere vrouwen, die gestadig het onaangenaam gezigt hebben van de uitstekende kaken der apen; van welk gedierte het gedeelte Gorjasirre krielt, en welker wegjaging of dooden voor eene schreeuwende goddeloosheid zou gehouden worden. | |
[pagina 185]
| |
Het was voorheen een sterk heerschend begrip der Hindustanners, dat in Nepaul goudmijnen voorhanden waren. Dan, het is thans vrij duidelijk bewezen, dat de Nepaulsche gewesten geen goud opleveren, uitgezonderd eene zeer kleine hoeveelheid, gezift uit het zand van zekere beken, die door dit land vloeijen. Doch, schoon Nepaul geene goudmijnen hebbe, vindt men andere metalen in dit land. Het ijzer van Nepaul is overheerlijk. Aan koper is geen gebrek. Over 't algemeen zijn de huizen in Nepaul van gebakken steen gebouwd; dewijl het gebruik van anderen steen (schoon men dien niet van verre zou behoeven te halen) onbetaalbare kosten zou veroorzaken in een land, waar men van geene wagens kan gebruik maken, of iets te water vervoeren. Van hier, dat, niettegenstaande den grooten overvloed en verscheidenheid van steenen, tot bouwen geschikt, welke men in het omgelegen land ontdekt, waaronder eenige soorten van marmer en jaspis, een steenen gebouw alhier veel zeldzamer is dan in Bengalen. Men zegt, dat er een groote voorraad van rotskristal digt bij Ghoorkha gevonden wordt. Kalk en leisteen zijn overal overvloedig. Nogtans zijn er geene kalkovens: tot kalk bedient men zich doorgaans van klei, welke de ingezetenen willen dat in hun vochtig gewest beter is dan steenkalk. Het vee van Nepaul schijnt, over 't algemeen gesproken, niet beter, dan 't geen men in Bengalen en de hoogere gewesten aantreft. De honig, die er valt, is voortreffelijk; dit kan men niet zeggen van de kool en erten, zijnde de éénige moeskruiden, welke men er aantreft, en beide verre van de beste soort. Dan, onder de voortbrengselen van dezen anders milden grond moet men tellen de Tooral, eene soort van Yam, en de Kuraila, eene soort van wilde aspersie. Deze maken een groot gedeelte uit van het voedsel der gemeenste soort van inwoners.
(Het vervolg en slot hierna.) |
|