Zonderling accoord.
Elwes was een der grootste gierigaards in Londen. Op zekeren dag stiet hij beide beenen tegen eenen wagen, voor het huis van den Overste fimes staande. Met moeite sleepte hij zich tot dezen op, die niet in gebreke bleef, terstond eenen wondheeler te ontbieden, om de wonden te verbinden. De Chirurgijn liet zich, zoo dra hij gekomen was, zeer breed over het gevaar uit, waarin de kranke zich bevond, en over de noodzakelijkheid, zich van de hulp der kunst te bedienen. ‘Het kan zijn,’ antwoordde elwes, die reeds voor de kosten vreesde: ‘Gij geloost alzoo, dat ik gevaarlijk gewond ben? Welnu, zoo wil ik een accoord met u aangaan Kies gij een van mijne beenen; het andere wil ik voor mij behouden. Gij doet dan aan het uwe, wat u maar mogelijk is; ik, daarentegen, aan het mijne niet het geringste. Bijaldien, desniettegenstaande, het mijne eerder geheeld is, betaal ik u voor uwe rekening niet een penning.’ De Chirurgus nam het aan, en elwes beroemde zich nog langen tijd door de gansche stad, dat hij met zijn been veertien dagen vroeger was klaar geweest, dan de wondheeler met het ander.