Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1814
(1814)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOver de luchtigheid in ziekenver trekken.Er moge hier of daar nog een gepromoveerd kwakzalver, of een heethoofdig voorstander der Browniaansche geneeswijze, schuilen, die eene frissche en koele lucht van den kranke weren; anders zal thans zeker geen arts zoo onkundig of stijfhoofdig zijn, die de voordeelen eener gematigde temperatuur en gestadige vernieuwing der lucht in het ziekenvertrek loochent, of niet zoude willen aanwenden. De ondervinding en het gezag der beroemdste Geneeskundigen heeft ook hier eindelijk de Natuur doen zegevieren. Ten minste op het papier en in de lessen der Hoogleeraren; want treedt men in een ziekenvertrek, zoo komt er ons thans niet minder een benaauwde walm tegen, dan toen de groote zweetdrijvers paracelsus en sylvius er den schepter zwaaiden. Kan er echter iets nadeeliger zijn, dan de bedorven damp- | |
[pagina 27]
| |
kring, die den zieke noodzakelijk moet omgeven, wanneer de gemeenschap met de buitenlucht belemmerd wordt? Niemand zal deszelfs verderfelijkheid voor gezonden in twijfel trekken; en hij zoude den kranke zelven niet schaden! Het zij er bij de ziekte nadeelige uitvloeisels aanwezig zijn of niet, altijd zal een dampkring, die ten aanzien van zijne bestanddeelen, temperatuur, veerkracht en andere eigenschappen van de gewone mate afwijkt, het ziekelijk gestel hevige en onaangename aandoeningen veroorzaken. Er is geene ziekte, waarin het niet van de hoogste noodzakelijkheid is, dat alle levensverrigtingen zoo min mogelijk van haren regelmatigen loop afwijken; vooral de gewone zuivering en ontlastingen. En van alle zuiveringen zijn er geene van zoo veel belang, als die door de ademhaling en door de uitwaseming der huid worden bewerkstelligd. Wat moet nu het gevolg wezen, wanneer de zieke, in plaats van door de ademhaling van nadeelige stoffen bevrijd te worden, gestadig bedorvene lucht inademt, die door hare fijnheid en vlugtigheid een zoo veel te sterker vergift wordt? Wat moet het gevolg wezen, als de lucht, met allerlei dampen bezwangerd, de stof, die de huid uitwasemt, weigert op te nemen? Daardoor moeten noodwendig, zelfs bij zulke ziekten, die schier alleen in eene verkeerde stemming der vaste deelen bestaan, de sappen aangestoken en het verschrikkelijkst gift geboren worden. Vandaar dan ook die kwaadaardige, besmettelijke kwalen, die uit de opeenhooping van kranken, zonder behoorlijke voorzorg, zich in gasthuizen en op schepen ontwikkelen. Vandaar, dat elke heerschende ziekte zich het eerst vertoont en het meeste woedt in de enge en morsige woningen der schamele menigte. Droeg men in de huizen der gegoede en meer verlichte burgers slechts meer zorg! Daar ontbreken toch de middelen niet; maar een onzinnig vooroordeel belemmert derzelver weldadig gebruik. Dagelijks zal een oplettend arts, in dit opzigt, reden van misnoegen vinden. De manieren, waarop men hierin, door onkunde, onoplettendheid of stijf- | |
[pagina 28]
| |
hoofdigheid, tegen het welzijn zijner kranken zondigt, zijn zoo vele, dat weinigen zich er geheel vrij van houden. Vooral is het zeer algemeen, dat men de ziekenvertrekken zoo digt mogelijk, en de buitenlucht met eene angstige naauwgezetheid er buiten houdt. De Natuur moet zich toch zeker vergist hebben, toen zij ons de lucht tot element gaf; zoo wél schijnen wij er buiten te kunnen! Een visch, zegt men, snakt naar het water, en zal stervende herleven, als hij het frissche stroomnat weder voelt. Het kwijnend vee krijgt een nieuw leven, als het den bedompten stal verlaat. De mensch, die dat alles opmerkt, die zich niet weinig laat voorstaan op zijn vermogen van te vergelijken en besluiten te trekken, sluit alles digt toe, en stopt zich tot aan de ooren in de veren, zoodra hij zich eenigzins lusteloos of niet wel gevoelt! Wie zou zich vermeten, door een open venster of deur, eenen uitgang aan de benaauwde zieken-lucht te laten, en er versche in te doen stroomen? De zieke mogt togt vatten; men laat dus geene reet open, of het moest in den zomer zijn, en doet althans de gordijnen wel digt toe. De arme zieke moge zich van benaauwdheid heen en weêr wentelen, met handen en voeten werken, schier naar den adem hijgen, en alle pogingen inspannen, om toch eens in zijn element te komen; vergeefs! Men schudt hem de kussens wat op, legt hem met zoete woorden, of ook wel niet altijd even zacht, weder neêr, en, om hem te verfrisschen, dekt men hem tot aan de keel toe, en verzekert de zware dekens zoo wél, dat hij vooreerst wel stil moet blijven liggen! Het éénige nadeel, dat het behoorlijk luchten eener ziekenkamer hebben kan, is, dat de frissche luchtstroom den zieke onmiddellijk treffe. Dit kan zeker zeer nadeelig wezen; doch men kan dat nadeel ook ligt voorkomen, vooreerst door te zorgen, dat het verschil tusschen de lucht in de kamer en de buitenlucht zoo gering mogelijk zij, door eene gestadige gemeenschap; en ten tweede door de plaatsing van het leger des zieken buiten den togt van deur of venster, dat voor vele gezonden toch ook even schadelijk | |
[pagina 29]
| |
is 's Winters, of bij een' sterken wind, kan men de gordijnen van het ledikant ook sluiten, dat ik anders noch noodzakelijk, noch zelfs goed keure. Daar de benaauwdheid in de ziekenvertrekken grootendeels ontstaat uit den bedorven aard der lucht, kan men dezelve verminderen, ja zelfs geheel wegnemen, door dat bederf zoo veel mogelijk tegen te gaan. Men vermijde dan zorgvuldig, wat de betrekkelijke hoeveelheid der zuurstof in den dampkring vermindert, waartoe vooral het vuur en licht behooren. Doove kolen, stoven, komforen enz. behooren in geene ziekenkamer. Koffij- of thee-water evenmin, als men het niet voor den zieke behoeft. Er worde niets gekookt, gewarmd, gedroogd, dat niet volstrekt noodzakelijk is. 's Winters stoke men een open vuur, vooral van hout, mits het niet rooke. In het algemeen moet de warmte zeer gematigd zijn, omdat, in bijna alle ziekten, het ligchaam te veel warmtestof vrijmaakt, en zich dus daarvan poogt te ontlasten, hetwelk men verhindert, door den dampkring een' hoogen graad van warmte te doen aannemen. De zuiverheid der lucht wordt ook zeer verminderd, wanneer er zich veel menschen in eene ziekenkamer bijeen vinden. Reeds voor gezonden is de dampkring eener aanmerkelijke vergadering hinderlijk, waarvan men duizende voorbeelden zoude kunnen bijbrengen; het is dus geen wonder, dat dezelve een zwak mensch ten uiterste schadelijk moet zijn. Ieder der omstanders verteert niet alleen een gedeelte der zuurstof, die zich in de lucht bevindt; maar hij verpest dezelve, door de onadembare luchten en dampen, welke hij uitademt en uitwasemt. Veel menschen verheft daarenboven de temperatuur van den dampkring aanmerkelijk, doordien de warmte der menschelijke huid bijna altijd verre boven die der lucht verheven is. Het is dus van het uiterste belang voor den zieke, dat er zich zoo min mogelijk menschen om hem bevinden. Meer, dan zijne oppassing vereischt, mogen er zelden toegelaten worden; want, behalve het nadeel ten aanzien der luchtigheid en zuiverheid, bren- | |
[pagina 30]
| |
gen veel omstanders en drukke bezoeken nog vrij wat meer nadeel aan; waarover wij, in het vervolg, nog wel eens een woord zullen zeggen. Indien men de zuiverheid der lucht eensdeels benadeele door alles, wat de betrekkelijke hoeveelheid der zuurstof in dezelve vermindert, bederft men de lucht ook niet minder, door haar te vervullen met allerlei schadelijke dampen. Dit geschiedt, onder andere, wanneer men in de ziekenka mer het linnen droogen laat, de uitwerpselen van den zieke er in laat staan, het linnen, dat hij aan- of op zijn bed heeft, niet verschoont, enz. Men tracht ook te vergeefs die onzuiverheden weg te nemen, door allerlei reukwerk te doen branden; want dit verpest den dampkring nog meer, en is dikwijls, uit hoofde van zijne prikkelende eigenschappen, zeer nadeelig voor den zieke. Beter is het, azijnGa naar voetnoot(*) te doen verdampen, en het allerbest, de zure berookingen van guiton-morveauGa naar voetnoot(†) aan te wenden; waaromtrent men echter altijd, vooral wanneer de kranke eene borstkwaal heeft, den Geneesheer moet raadplegen. Deze middelen verbeteren de lucht wezenlijk, door de kwade dampen, die er in zijn, te vernietigen. De laatste zijn zelfs in staat, de smetstof, die zich bij sommige ziekten ontwik- | |
[pagina 31]
| |
kelt, te verdelgen. Zij komen dus vooral te pas, waar de ontlastingen, of het zweet van den kranke, eene bedorvene lucht opgeven, of waar veel zieken zijn opeengehoopt. Zij geven echter geene versche lucht; deze wordt alleen door eene behoorlijke en gestadige gemeenschap met de buitenlucht verkregen. J.V. |
|