gekomen, vermoedde de Schrijver onder 't opstellen vermoedelijk de plotselinge Staatsverandering niet, die zoo eensklaps aan de dwingelandij een einde maakte.
In twee afdeelingen is dit opstel gesplitst; de eene den zedelijken, de andere den burgerlijken en staatkundigen toestand der Nederlandsche Natie onder den Franschen invloed beschouwende. Beide tafereelen kunnen niet anders dan somber zijn. De drukpers aan banden gelegd, - de belemmering der Nationale opvoeding, - der Nationale taal, - vooral de verbastering der Nationale zeden, alles door de inlijving in Frankrijk; de verdrukking, ontmoediging des volks, en uitdooving van den volksgeest door de Fransche Constitutie, die hier bij de Chinesche vergeleken wordt, ('t welk zeer onjuist is, daar de Constitutie van het jaar 1800 niet zoo kwaad, en door de opvolgende Senatus-Consulten slechts gewijzigd was; doch in de beoefening slecht en tiranniek werd, tegen haren geest en letter aan;) voorts de onzedelijkheid, losheid of wreede gestrengheid van het Wetboek Napoleon; de listen eindelijk, die men, tot nadeel van het eerlijk Volkskarakter, wel tegen de verdrukkers moest te werk stellen: dit alles wordt als gevolgen der Fransche overheersching voor de zeden opgenoemd. Omtrent den burgerlijken en staatkundigen toestand des volks worden vele bijzonderheden medegedeeld; zoo als het verval der O.I. Maatschappij door de gevolgen des Amerikaanschen Oorlogs, waarin wij ons door Frankrijk lieten medeslepen, (eene zeer juiste daadzaak, wier verkeerde voorstelling in den tijd onbegrijpelijk veel nadeel gedaan heeft; de geheele ondergang van fabrijken, zeevaart, koophandel; de vermeerdering der staatschuld door de eischen en knevelarijen der Franschen, nog na den afkoop der onmiddellijke slavernij voor 100 Millioenen, en door de kostbare wapeningen, het verlies van krijgsbehoeften
in den Oorlog, enz. (Dat echter het aantal der door de Franschen aan Nederland ontnomen stukken op ruim 10,000 kan begroot worden, is gewis eene verbazende overdrijving) terwijl de inkomsten naar die zelfde evenredigheid afnamen. Wij moeten, omtrent de opgegevene vermindering van de opbrengsten der heffingen op de bezittingen, aanmerken, dat niet alleen vermindering van kapitaal, maar ook toenemende onwilligheid, naar mate de belasting meer herhaald en ondragelijker werd, daartoe heeft bijgedragen. Dat de schade der ingezetenen, door het Staatsbankeroet in Frankrijk en de vermin-