gevestigd op een afgelegen landgoed, verleidt hij op nieuw de jeugdige weduw eens verdienstelijken krijgsmans, als vriendin te hunnen huize wonende. En, hierin gedwarsboomd, ja eindelijk teleurgesteld, door de tusschenkomst zijner vrouwe, begaat hij al meer en meer buitensporigheden, ziet zijn huwelijk ontbonden, vervalt hoe langs zoo dieper, en komt gelukkig nog, als een uiterste booswicht, tijdig om.
Onder dit alles is de liefdedraad, tusschen de vrouw en den jongeling boven gemeld, niet afgebroken. In tegendeel, het ondoofbaar vuur des laatsten, allerlei toeval, en zekerlijk ook het wangedrag des eigen mans, ontsteekt mede in het hart der vrouwe eenen onweerstaanbaren gloed. Deze liefde is zelfs als de voorname hoofdzaak van het geheele verhaal te beschouwen, en wordt een tijdlang, of liever voor een groot deel, zeer belangrijk behandeld. Met vurige trekken inzonderheid maalt de Schrijver dezen hartstogt, schoon op de Fransche wijze, als zinnelijke behoefte en genot veel meer, dan zuivere aandoening van het hart. Men herinnert zich daarbij gedurig rousseau's schilderijen uit de Heloïse, en wordt meer en meer overtuigd, dat de Franschen geene andere liefde kennen, dan hetgeen zij desir avec de l'amitié noemen; doch dat ook deze begeerte, door het zuidelijk luchtgestel, de levendige verbeelding, het gansche gevoel hierop gerigt - in één woord, de verhoogde en verfijnde zinnelijkheid, in een licht wordt beschouwd en geplaatst, dat niet kan nalaten den verderfelijksten invloed te oefenen op het jeugdige hart. Eene poos blijft de onderlinge verkeering binnen de grenzen der betamelijkheid. Doch het is er verre vandaan, dat waarachtige zedigheid hiervan de oorzaak zou zijn. Welhaast stoort men zich aan niets meer; want het geheim, hun besloten huwelijk, doet geen gevaar meer vreezen. Eene vriendin van den hoogsten rang, de Vorst, derzelver echtgenoot, beiden hare beschermers en verlossers van het hatelijk huwelijk met den ontrouwen, weten van deze hare buitensporigheden, en blijven even zeer hare vrienden, ja leenen zich tot verberging der te vroege vrucht van dat zedeloos gedrag; schoon juist zij dit alles konden doen, uit hoofde hunner onbesmette en onverdachte eer. Eindelijk wordt het huwelijk aangekondigd; en nu besterft het Fanchette's dochter, nog in kinderlijken ouderdom; want
ook zij is op den minnaar van hare moeder verliefd. Zij dringt zelfs daar-