ingeroepen, althans behoort dit te geschieden; en welke belangrijker, welke gewigtiger onderneming bestaat er voor den mensch, dan het aangaan van een huwelijk? Men roept, en niet zonder grond, om meer plegtigs in onze openbare godsdienstoefeningen, voert daartoe gezangen in, enz.; en men zou het dadelijk bestaande en door de oudheid geheiligde afschaffen? enz. enz. - Wij betuigen, over de zaak volkomen eenstemmig met den Schrijver te denken, en lang gedacht te hebben. Het huwelijk is, ja, een burgerlijk contract; maar het is even zeer op de redelijkheid onzer natuur, op de zedekunde, ouder dan alle maatschappelijk verdrag, op den geöpenbaarden Godsdienst gegrondvest. Een groot deel der pligten, aan hetzelve verbonden, vallen geheel buiten het bereik van den aardschen regter; het hart en geweten alleen kunnen die met naauwgezetheid doen vervullen, en den echt tot eenen waren zegen maken. Wij wenschen dus even vurig als de geächte Schrijver, dat de nieuwe wetgeving althans geenen hinderpaal zal in den weg leggen, maar veeleer krachtige aanbeveling verleenen aan de openbare heiliging van het echtverbond door den Godsdienst, onder Protestanten zoo wel als anderen, elk naar zijne eigen kerkzeden en begrippen.
Het vierde moet gewis uit het oogpunt worden beschouwd, dat godsdienstige vooroordeelen gevaarlijk zijn voor alwat nieuw is, of op verlichting en beschaving uitloopt; dat de stem van éénen Leeraar in staat is, die vooroordeelen, eenmaal ingesluimerd zijnde, dadelijk weer op te wekken, en dat dit zéér altijd zacht moet behandeld worden. Anders meenen wij, dat de loffelijke Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen nog minder reden had, de heengeworpen aanmerking van speelman met eenige bestrijding te verwaardigen, dan wij, om op zijne gansche zoogenaamde Antikritiek bijzondere aandacht te vestigen. Wat speelman eigenlijk in de werken der Maatschappije mist, is zoo geheel duidelijk niet. Zoodanige Christelijke leerstukken, zegt hij, over welken, voor weinige jaren, geen (dus thans wel) verschil was. Wij betuigen - althans buiten de eigenlijke Neologie, een Christendom zonder wonderen - deze leerstukken niet te kennen. Gesteld echter, dat zij er zijn, dan mogen ze even zoo weinig voorkomen in de werken eener Maatschappij tot nut des Algemeens, als of er steeds twist over geweest was. Misschien geschiedt reeds te veel,