Geen sluikerij was meer vergrijp aan 't vaderland.
Is dit woord sluikerij gangbare munt in een dichtstuk?
Daar ieder slechts zijn troon, met bloed en tranen, bouwt.
Is dit bruikbare bouwstof? vooral, daar het eigenlijk op steunen en schragen van het reeds gebouwde aankomt.
Wie blonk, als Bato's kroost, ooit uit in Vorstenmin?
Wij twijfelen, of deze lof bijzonderen grond heeft.
Een volk, niet min te onregt aan uwe magt gekluisterd.
Is dit vloeijend genoeg?
Bevrijdde ons erf, gaf hoop aan 't biddend volksverlangen,
Om eersten Willem's telg weêr aan het hart te ontvangen,
En de edle vader van het zeegnend vaderland
Verscheen, van 's Taagstrooms boord, aan Alexander's hand.
Dit bleef ons duister. Het schijnt toch den Souvereinen Vorst zelven te betreffen. En deze kwam van de boorden van den Teems. De Taag had slechts bij zijnen dapperen Zoon kunnen te pas komen. Of het is mis, of wij zien mis, en dan zal er toch ook wel wat reden voor zijn. De laatste regel sist en stoot geweldig.
De Heer zimmerman beschouwe deze aanmerkingen als een bewijs, hoe naauw zijn stuk mag bezien worden, zonder de goedkeuring te verliezen, en hoe zeer wij het der moeite waardig achten, zijn ontwikkelend talent te helpen beschaven.
No. 2. De Heer weytingh noemt dit land zijn vaderland. De Duitsche taal kan dus zijne moedertaal niet zijn. Maar zou men bijna ooit mogen hopen, in eene andere, waar en groot Dichter te worden? Het stuk, echter, verdient lof; het herinnerde ons door zijne manier aan haller. Het vliegt juist niet hoog, en is min of meer eentoonig, maar zuiver gedacht en wél uitgedrukt. Niet alle Lierdichters zijn pindaren of - helmersen. Het verheugt ons, dat alexander opzettelijke Zangers vindt; en wij wenschen naar meer, te weten multum, non multa. Het zij zoo!