derom eene andere wijziging en andere wenken verlangde. De meerdere evenredigheid in de grootte der hoofdstukken, hier en daar het meer bestemde van de vragen, de wenk omtrent het lezen der Profeten, om nu van zuivere spelling en taal (die hier allen lof verdient, en thans, bij het verbeterd schoolonderwijs, zoo belangrijk is) niet te spreken, hebben ons vooral behaagd. De verontschuldiging van den Eerw. van meerten, dat hij het meerdere zedekundige, dat men misschien verlangen mogt, voor het mondeling onderwijs bewaarde, laten wij niet alleen gelden, maar wij zijn het met ewald eens, dat geschiedenis voor het kind geschiedenis blijven moet, zal zij hier voldoen aan het oogmerk, en het a, b, c zijn van het godsdienstig onderwijs. Minder zijn wij het eens met het voorberigt, aangaande het nut van uitgebreide voorlezingen ter mondelijke voordragt; hier zetten wij ondervinding tegen ondervinding, en raden veel meer het moeijelijker, maar ongelijk leerzamer, Socratisch vragen een' ieder aan; hoezeer wij zeer gaarne die uitbreiding van Ds. van meerten, zoo ter eigene voorbereiding, als tot die der meer geöefende leerlingen zelve, wilden inzien. Echter is het ons altijd verkieslijker, dat de leerling te zijner voorbereidinge den Bijbel zelf moet inzien.
Dan, wij beöordeelen het boekje, dat thans voor ons ligt, en durven dit tot gebruik in scholen en catechisatiën vrijmoedig aanprijzen.
Bij eene tweede uitgave, die wij geenszins betwijfelen, worden enkele drukfouten ligt verbeterd: b.v. bl. 32. vr. 13. murmureering; bl. 46. vr. 11. Elia voor Eliza; bl. 47. vr. 4. de voor den, enz. En de volgende chronologische misstelling verhelpt dan zeker ook de Schrijver zelf: bl. 60. vr. 12. waar het jaar der geboorte van Christus nagenoeg het jaar 5200 na de Schepping gezegd wordt te zijn; het antwoord op vr. 10 toont intusschen, dat het eene vergissing is.