men oogarts, Sarboni, vond, van wien hij die kunst niet leerde, (want hiertoe was die kunstenaar te gierig en te laag van geest) maar van wien hij die kunst afzag, en wel in zoo eenen hoogen graad van volkomenheid, dat hij na verloop van het eerste jaar reeds honderden menschen met het gelukkigste gevolg ligten kon, en, wat nog sterker is, zijnen jongen vriend, die voor veertien jaren door eenen minderen meester in de kunst van de staar zoo ongelukkig geligt was, dat hij nu volkomen blind werd,
en de geneesheer hem voor altijd ongeneeslijk hield, - dat hij dezen zijnen jongen vriend, zeggen wij, de beide oogen ligten kon, en dat zoo gelukkig, dat deze reeds denzelfden dag bij herhaling en eenen geruimen tijd het licht genieten kon, en binnen zeer korten tijd voor altoos van het lieve daglicht het velkomen genot had. Een geval, waarvan wel weinige oogartsen voorbeelden zullen hebben in hunne praxis, en waarvan wij daarom hier opzettelijk melding maken, om deze Heeren (indien anders dat nog lange toehouden der oogen, het afsluiten van het daglicht, en hunne katarakt-brillen, enz. geene kwakzalverij of iet ergers is) een weinig te demoedigen, daar zij hier kennelijk zien, dat er meester boven meester is!
Wij beloven den vriend van lafontaine's altijd lieve verdichtingen, bij de lezing van dezen Roman, overigens het uitnemendst genoegen.