maar de jonge runenstein moest eene bediening, of voor het minst eenen titel hebben aan het Hof, en werd daarom naar de hoofdstad gezonden. Ingevolge zijner opvoedinge kon het niet anders, of nu moest, bij al de vaderlijke voorzigtigheid, het jonge mensch iederen dag de zotste stappen doen; dit brak toch het huwelijk niet; maar het jonge meisje, toen juist op eene kostschool in de hoofdstad, maakte daar een andere conquete; en deze echte gelieven wisten nu alles zoo te bedisselen, dat de Heer ellerbach, in de vaste overtuiging dat het zijn gekozene bruidegom was, de hand der Freule, zijne dochter, aan dezen haren minnaar gaf. Dit had voor den fortuinzoeker mal kunnen afloopen; dan, ten gelukke kwam het uit, dat hij de broeder van den bedoelden, en alzoo het verloren kind van den Heer arbogast was. Zoo wordt de raadselachtige titel van dit koddig boek, de Bruidegom zonder Bruid, den Lezer duidelijk.
Wij gaven wel gaarne een of ander voorvalletje, om den Lezer de soort van het grappige, dat hij hier vinden kan, nader te doen kennen; wij bepalen ons echter tot de levens- en zederegels, die de oude voorzigtige Zonderling zijnen zoon op reize medegaf, en wier letterlijke opvolging het jonge mensch in de hoofdstad zoo vele avonturen gaf.
‘Druk den hoed diep over het voorhoofd, en wend uwe oogen af, wanneer u een wellustig ontbloot vrouwspersoon tegenkomt. Hoe meer zich eene der dochteren van eva, met hare kleedij, in den stand der onschuld verplaatse, des te minder onschuldig moet gij haar beschouwen.’
‘Ontmoet u een jong mensch, die nog geen baard aan de kin, maar een bril op den neus heeft, zoo ontwijk hem; want het is duizend tegen één, dat zulk een gebrilde lafbek niet kortzigtig, maar kortzinnig is.’
‘Ga zoo weinig als mogelijk is uit; in huis is veiligheid, maar buiten hetzelve is gevaar. De grootste stap, zegt een oud spreekwoord, is de stap buiten de deur.’
‘Maak uw' barbier niet toornig, en laat hem nooit veel gelds zien. Zulk een mensch is, met zijn scheermes aan uw keel, heer over uw leven.’
‘Bemin de menschen; maar werp de heining der achterhoudendheid tusschen hen en u niet omver.’
‘Legt men u iets in den weg, zoo struikel daar niet over, maar ga liever een eindweegs om, opdat gij niet in ruzie moogt komen.’