| |
Beknopt geschiedkundig overzigt der groote gebeurtenissen in Europa, van den vrede van Amiens tot op de verovering van Parijs. Door N.G. van Kampen. In twee Stukken. Iste Stuk. Te Leyden, bij L. Herdingh en Zoon. 1814. In gr. 8vo. VIII, 208 Bl. f 1-16-:
De Schrijver van dit Overzigt is bij het lezend publiek zoo gunstig bekend, en het onderwerp zoo rijk en gewigtig, dat het noodwendig met de uiterste gretigheid moet worden ontvangen. In zoo verre het strekt om de eerste behoefte, den waarachtigen honger naar eenige aaneengeschakelde en vrije beschouwingen der groote gebeurtenissen van het opgegeven tijdvak, te voldoen, zal het ook met geene mindere voldoening uit de handen gelegd, dan opgevat worden. In het Voorberigt, daarenboven, worden vele
| |
| |
voorname bronnen opgegeven, die geächt moeten worden even groote zuiverheid als rijkdom te beloven. En des Schrijvers levendige en vlugge geest zet zijn verhaal, zijne beöordeelingen en dergelijke, door welaangebragte vergelijkingen en treffende gezegden, ten laatste nog te meer uitlokkends en aangenaams bij.
Bij eene bedaarder lecture, echter, gevoelt men even zeer, dat het bestek des verhaals voor den rijkdom der gebeurtenissen te klein, het tijdsverloop na al het voorgevallene te kort, en de drift der Uitgevers misschien te groot is geweest, om dat bedaarde en volkomene genot te smaken, hetwelk de wezenlijke Geschiedenis ons eenmaal zal moeten verschaffen. Nu in Duitschland, op deszelfs zuidelijke, op deszelfs noordelijke grenzen, in Polen, in Zweden en Denemarken, straks weer in Spanje en Portugal verplaatst; geheele veldtogten in weinig tijds beslist, rijken gescheurd, vernietigd, en nieuwen opgerigt ziende; en bovendien genoopt, de algemeene belangen der wereld met Engeland, of Rusland en Frankrijk af te wegen; draait den vermoeiden Lezer het hoofd, en duizelt hij meer, dan hij denkt. Of, weerstaat zijn vaste geest den stroom des gejaagden verhaals, en denkt, het boek ter zijde gelegen, over eene en andere voorvallen na; hoe veel onbegrijpelijks, hoe veel donkers en schijnbaar verwards zal hem hier en daar voorkomen! Die oorlog inzonderheid, welke de Pruissische Monarchy, in weinig tijds, bijna vernielde; waarin meest alle hoofdofficieren en kommandanten der vaste plaatsen eene schandelijke rolle speelden, en deze vestingen voetstoots in 's geweldenaars handen vielen; wien blijft hij niet, met vele andere zaken, even raadselachtig na, als vóór het lezen van dit veelbevattend overzigt? Wij erkennen echter, dat zelfs de volkomen rijpe Geschiedenis geenszins alles oplost, maar zelfs enkele even groote verborgenheden overlaat.
De Schrijver toont zich doorgaans zeer ingenomen met de Engelschen; hunne in der tijd zoo veel geruchts makende aanranding, bij vollen vrede, van eenige Spaansche
| |
| |
schepen, door de gevolgen inzonderheid zoo hatelijk, komt hier wezenlijk in een vrij zachter licht voor; en slechts het bombardement van Koppenhagen blijft eene vlek op de handelwijze des toenmaligen doldriftigen Ministeries, die niet dan door de edelmoedigheid der natie zelve, eene inschrijving voor de daarbij ongelukkig gewordenen openende, eenigzins wordt vergoed. Alexander van Rusland en frederik willem van Pruissen handelden, zelfs bij hunne misslagen, en schoon ook elk op eene strijdige wijze, steeds uit de edelste beginsels. De Schrijver zegt dit niet enkel; hij maakt het tevens waarschijnlijk. En wie is thans vooral niet genegen, zijn gevoelen te omhelzen? Wat, daarentegen, met de beginselen der Omwentelinge eenigzins besmet, of daartoe in eenige betrekking staat, dat wordt, zonder verschooning, doorgestreken. Men beoordeele dezen toon uit de volgende twee bloempjes van den krans voor den bekenden Hertog van brunswijk: - ‘die als man in ééne maand den overmoed der brooddronkene partijhoofden in Holland (1787) gefnuikt, en de wettige Regering hersteld had; die, schoon minder gelukkig in den eersten veldtogt tegen de Fransche koningsmoorders (1792), nogtans de blaam van zijnen tegenspoed in Champagne door meer dan eene overwinning aan den Opperrijn had afgewasschen.’ Wij toch meenen, dat, zoo lodewijk, die onze schuld met zoo vele millioenen schats heeft vermeerderd, doorgaans geprezen, jozef ten minste verschoond, en zelfs jerome met geenen trek gebrandmerkt werd, dan ook het goede oogmerk of de onnoozelheid der meeste vrijheidskraaijers (gelijk ze elders bij den Schrijver heeten) voor hen hadden mogen pleiten. Als man, behoort men zich te wachten, om door den geest des tijds en den stroom der dingen te worden medegesleept! als wijsgeer, onderscheide men de misdaad van den misdadiger, de
dwaling van de schuld, den man van zijnen naasten! en, als geschiedschrijver vooral, zij bezadiging en bescheidenheid het doorgaand kenmerk van onzen toon!
Aldus hebben wij ook, wat ons eenigzins minder in dit
| |
| |
doorgaans belangrijk stuk behaagde, openhartiglijk gezegd. Hetzelve diene geenszins, om iemand van deszelfs aankoop af te schrikken. Althans in onze taal bezitten wij niets zoo volkomens, of zullen het vooreerst bezitten, tot eenig overzigt der jongste gebeurtenissen. De Schrijver geeft goede reden, waarom hij juist met den Vrede van Amiens begint. Op deze wijze wordt zijn verhaal één stuk; de geschiedenis der overheersching van napoleon. Die geschiedenis wordt in dit eerste deeltje tot 1809 vervolgd, toen in Spanje het voorspel van 's Dwingelands volgende vernedering werd gespeeld.
Niet ongewoon eenig staal der schrijswlijze te berde te brengen, laten wij hier dit klein tafereeltje volgen. Na de verarming, ontvolking en rampspoed van Frankrijk, bij deszelfs grootsten uitwendigen luister, geschetst te hebben, zegt hij: ‘Deze ellende werd niet verzacht door onderlingen troost en liefde, die alléén voor een zedelijk volk nog eenigen balsem in de wonden kan gieten. De karakterlooze Franschman ging alle avonden in den Schouwburg zijn leed verzetten, en daarin de noodpenningen van zijn huisgezin verteren. Dezen smaak, voor de oogmerken der Regering zoo gunstig, liet zij ook niet na, uit alle magt te bevorderen. Tooneelspelers en tooneelspeelsters werden, even als onder Romes en Konstantinopels tirannen, vorstelijk beloond; de Parijsche Opera verslond miilioenen; en dat, terwijl het groote Vondelingshuis, door het schrikbarend zedebederf met kinderen overladen, en tevens door de Regering niet behoorlijk ondersteund, jaarlijks vijf zesde dier slagtoffers van zinnelijkheid, die een aanzienlijk gedeelte der in Parijs geborenen uitmaakten, door gebrek aan behoorlijke oppassing zag vergaan. Behalve in eenige groote steden, zag men nergens weeshuizen. Wanneer een kind, wanneer een geheel huisgezin zijne ouders verloor, zonder genoegzame middelen tot opvoeding der overgeblevenen, zoo werd het huis, en wat er verder mogt gevonden worden, voor de schulden verkocht, en de beklagenswaardige weezen, soms zes of zeven broeders en zusters, van alles
| |
| |
ontbloot, ter deure uitgedreven, om met bedelen, schooijen, en des noods met stelen, den kost te winnen, tot dat de jongens den ouderdom der Conscriptie, de meisjes de jaren bereikt hadden, om als veile deernen het brood der schande te eten. - Naar mate deze volslagene zedeloosheid, die onverschilligheid voor alle edeler gevoelens des harten vooronderstelt en op hare beurt aankweekt, meer veld won, naar die mate vleide men zich te gereeder onder het juk van het nieuwe Stamhuis. In sommige ouderwetsche, meest koopmanshuizen, heerschte ook nog ouderwetsche ingetogenheid en zelfs godsdienstigheid, hoewel met bijgeloof gemengd; dit getal echter verdween volmaakt bij de groote menigte, bij het fatsoenlijke en onfatsoenlijke gemeen, 't welk alle beginselen van godsdienstigheid en zedelijkheid had afgeschud. Voorlang was overspel de erfsmet der Franschen; doch het diepe zedebederf, door het Regentschap ingekankerd, had zich niet veel verder dan de hoogere standen verspreid; de omwenteling had de kwaal onherstelbaar gemaakt, door het openlijk prediken van losbandigheid en Godverzaking, en het rondleiden van openbare hoeren als Godinnen der vrijheid. Het ongehuwde leven is in de mode geraakt; en wee den bizarren mensch, die de Mode braveert! Hij kan voor zijne dwaasheid geene verzoening doen, dan door de vrouw van een ander te verleiden. Huisselijkheid kent men geheel niet; ontbijt en middagmaal wordt in openbare huizen genoten, en de eenige gezellige kring is - bij ligtekooijen. Zoo lang dus de Parijzenaars tooneelspelen, onbeteugelde vrijheid van geslachtsdrift door het wetboek Napoleon, en gelegenheid tot schitteren en geldwinnen door het verblijf van het Hof hadden, moesten zij natuurlijk zeer verkleefd aan napoleon zijn.’
‘Het kunstigste stelsel van overheersching, dat immer bestaan heeft, dat de dwaasheid van onbedachte tirannen als nero, caligula, enz. en zelfs de huichelarij van cromwell beschaamde, hield zich in stand, door tallooze formaliteiten in het burgerlijk leven, door eene rijkbezoldigde schare verspieders, en door regelmatige voor- | |
| |
schriften tot onderdrukking, die men wetten noemde. Daarbij moest alle wijsgeerige denkwijze, al wat het hart kon verheffen, de ziele veredelen, den mensch gevoelens van zijne vrijheid en zijnen adel kon instorten, zorgvuldiglijk als songes creux des idéologues van de scholen geweerd worden. De Godsdienst moest poppenspel, de liefde zinnelijkheid, de vaderlandsmin blinde gehoorzaamheid wezen. Hierbij vergat echter de Keizer niet, den Franschen geen' stelligen honger te laten lijden, en hun het toegezegde derde hunner renten naauwkeuriglijk te betalen, ten koste, wel is waar, van het bloed en merg van andere volken. Panem et Circenses! En deze Regering, dit Volk, dong naar Wereldheerschappij! Groote God! zoo uwe wijsheid hun dit doel had kunnen laten bereiken, zoo ware elken regtgeaarden Europeër ballingschap eene zaligheid, en de dood eene weldaad geweest!’ - Hoe volkomen stemmen wij in met deze warme uitboezeming van onzen Schrijver! Ondanks de gemaakte aanmerkingen, verlangen wij naar het tweede stuk. |
|