| |
| |
| |
Bijdragen tot den tegenwoordigen staat van het Animalisch Magnetismus, in ons Vaderland: door G. Bakker, Professor in de Geneeskunde, H. Wolthers, Med. Doctor, en P. Hendriksz, Chirurgijn, te Groningen. Iste Stuk. Te Groningen, bij Schierbeek en van Boekeren, 1814. In gr. 8vo. XV, 172 en 16 Bl. f 1-16-:
De verschijning van dit werkje verheugt ons in allen opzigte. De bedaarde en waarheidlievende toon, welke er in spreekt, gepaard met den zaakrijken inhoud, overtuigt ons, dat het Dierlijk Magnetisme, in ons Vaderland opgenomen, aldaar gezuiverd en bevestigd zal worden. Wij hopen, dat door deszelfs verschijning andere Geneeskundigen tot het doen van waarnemingen, en tot de mededeeling van het belangrijkste uit dezelve, zullen worden aangespoord, en wij haasten ons daarom, er onzen Lezeren eenig verslag van te geven.
Het oogmerk der Schrijveren, met de uitgave van dit boekje, is, hunnen Landgenooten met het belangrijkste hunner waarnemingen bekend te maken, om daardoor eenige bouwstoffen, zoo wel tot de natuurkundige als geneeskundige kennis van het Magnetisme, bij te dragen. Zij leveren daarom vooral waarnemingen en proeven; achtende het de tijd nog niet, om zich in wijsgeerige bespiegelingen te verdiepen, of van alles, wat zij zien, verklaringen te zoeken of voor te dragen. Zij verwachten van hunne Lezers vertrouwen en een onpartijdig onderzoek. Het eerste boezemt dit boekje reeds terstond in; het laatste vordert het belang der zake. - De Inleiding doet ons mede de aanleiding, zoo wel tot de waarnemingen, als tot de uitgave van derzelver uitkomst, kennen.
Voorts is de behandelde stof in vier hoofdstukken verdeeld. In het eerste spreken de Schrijvers voornamelijk over de redenen, waarom het Magnetisme, bij deszelfs
| |
| |
verschijning, zoo ongunstig ontvangen is. Zij zoeken dezelve gedeeltelijk in den geest der tijden, wiens invloed op nieuwe ontdekkingen verscheidene voorbeelden uit de geschiedenis der wetenschappen staven, en waarvan de Schrijvers een opmerkelijk voorbeeld aanhalen, in de verschillende wijze, waarop de ontdekkingen van mayow, en die van lavoisier, door derzelver tijdgenooten ontvangen zijn. Ook schijnt het hun, dat mesmer niet is vrij te pleiten van onvoorzigtigheid; maar dat tevens de vooringenomenheid en onregtvaardigheid van verscheidene Geleerden, te zijnen opzigte, niet is te verontschuldigen. Wij verontschuldigen dezelve even min; doch wij meenen, dat de voorstelling van het Magnetisme, als een algemeen geneesmiddel, als een geneesmiddel, dat in mesmer zelven gelegen was, en door hem-alleen kon worden medegedeeld, hetzelve in het allernadeeligst daglicht moest stellen; een daglicht, dat waarlijk niet verbeterd werd door de kwakzalverachtige manier, waarop hij het aanwendde. Allerongelukkigst achten wij ook den inval, die hem Parijs voor het tooneel zijner werkzaamheden deed verkiezen, en dus zijne geneeswijze in de handen stelde eener ligtvaardige en grof-zinnelijke Natie, wier arme taal reeds de armoede harer denkbeelden verraadt, en wier grootste Geniën in de natuurkundige wetenschappen schier niets bevatten, wat niet met passer of schaal gemeten of gewogen kan worden. - Dit hoofdstuk levert tevens nog eenige bijdragen tot de kennis van het karakter van mesmer en tot de geschiedenis van het Magnetisme vóór dien zonderlingen man, welke wij onzen Lezeren ter lezing durven aanbevelen.
Het tweede bevat eene korte beöordeeling van het beroemde Rapport der Fransche Akademisten. Daar hetzelve een' beslissenden invloed op het gevoelen der Geleerden omtrent deze zaak gehad heeft, daar dit nog het geval schijnt te zijn ten aanzien van achtingwaardige Geleerden in ons Vaderland, was eene ontzenuwing der oornaamste gronden, waarop de Stellers van dit Rapport
| |
| |
het bestaan van het Magnetisme ontkenden, en deszelfs werking aan andere oorzaken toeschreven, wenschelijk en noodzakelijk. Hierin gaan de Schrijvers met die behoedzaamheid te werk, welke het gevestigd gezag dier Geleerden gebiedt, en met dien eerbied, welken hunne erkende verdiensten vorderen. Doch van den anderen kant laten onze Landgenooten zich niet door het Akademisch gezag verblinden; maar, met dezelfde zucht voor waarheid en verlichting, welke in dit geheele stuk doorstraalt, toonen zij aan, dat de geleerde Akademisten, met dit onderzoek belast, de zaak van eenen verkeerden kant hebben aangegrepen, vooral door de vrije werking van den Magnetiseur te stremmen, en door zelf proeven te doen, op eene wijze, welke geheel met den aard van het Magnetisme strijdt; dat zij, niet genoeg met den waren aard der zaak doordrongen, veel hebben voorbijgezien, verwaarloosd, of aan andere omstandigheden toegeschreven, waaruit men de eigenaardige werking van het Magnetisme had moeten opmaken en verder nasporen; dat zij zich te veel van het voetspoor hebben laten afleiden door het denkbeeld, dat alles een gevolg der verbeelding was, enz. - Dit Rapport leert op nieuw, zoo daartoe anders nog bewijzen noodig zijn, dat ook de proefondervindelijke wijsbegeerte vooronderstellingen heeft, waarvan zij uitgaat, algemeene beginselen, waarop zij bouwt, en dat men dus ook op haar zich niet al te zeer moet verlaten, noch wanen, dat, hetgene ééns door waarnemingen en proeven bewezen is, altijd waarheid blijven zal. Hier hangt alles af van het eerste punt van waar men is uitgegaan. Intusschen men gaat voort van de eene proef tot de andere, zonder het ooit in de gedachte te nemen terug te gaan, of te bedenken, of men wel op den regten weg is.
Het derde hoofdstuk handelt over de verbeelding, als oorzaak der verschijnselen bij het magnetiseren, en bevat tevens een onderzoek, waarin de magnetische werking eigenlijk bestaat. Ten aanzien van het eerste wordt het genoegzaam uitgemaakt, dat de oorzaak dier verschijn- | |
| |
selen niet wel in de verbeelding kan gelegen zijn De Schrijvers toonen dat onder andere aan uit de overeenkomst dier verschijnselen bij verschillende zieken, en uit de standvastigheid, waarmede zij zich vertoonen; en hierin vinden wij, inderdaad, een voornaam bewijs gelegen: want niets is wankelbaarder, onregelmatiger, en ongelijker aan zichzelve, dan de verschijnselen der verbeelding. Eene opmerkelijke waarneming heeft hun in hetzelfde voorwerp geleerd, dat, zoo verbeelding al nu en dan eens dergelijke verschijnselen te weeg brengt, zij nog zeer verschillen van de ware uitwerkselen van het Magnetismus.
Maar waarin bestaat dan eigenlijk de magnetische werking? Het komt den Schrijveren niet onaannemelijk voor, dat dezelve is af te leiden van eene onweegbare (inponderabele) stoffe, niet onwaarschijnlijk dezelfde, die in ons zenuwgestel werking en leven verspreidt, en die, door eenen sterken aandrang van den wil des Magnetiseurs, opgehoopt aan de oppervlakte zijns ligchaams, vooral van sommige deelen, daaruit stroomt, en aan andere ligchamen, vooral levende, wordt medegedeeld. Het is ten minste zeker, dat een vaste wil veel vermag op de magnetische werking, aan den kant van den Magnetiseur. Het is slechts eene sterker aanzetting van denzelfden wil, waardoor wij onze ledematen bewegen, die de strooming dier vloeistof uit ons ligchaam bevordert: want dat onze zenuwen een' eigenen dampkring om zich hebben, even als de elektrische, de lichtende, de warme ligchamen een' dampkring van elektrische, licht- of warmtestof, maken de Schrijvers uit vele opmerkingen meer dan waarschijnlijk: dat die zenuwdampkring zich tot buiten ons ligchaam uitstrekken kan, is niet minder aannemelijk; en er zijn zelfs vele bewijzen voor, welke hier dan ook worden aangevoerd. Het zij ons echter vergund, hier eene onderscheiding te maken, welke zij schijnen voorbijgezien, of wel min belangrijk geöordeeld te hebben; daar zij in ons oog echter, voor sommigen althans, noodzakelijk schijnt. Men moet, namelijk, den zenuwdampkring des ligchaams niet verwarren met dien damp- | |
| |
kring, welken onze uitwaseming veroorzaakt, en die door de fijnere zintuigen van vele dieren, ja zelfs van menschen, wordt opgemerkt. Die dampkring kan ook dikwijls aangename of onaangename indrukken verwekken, en de oorzaak zijn eener onverklaarbare genegenheid of afkeer, vooral tusschen verschillende dieren, en bij vrouwen. Intusschen bestaat die dampkring toch uit grovere deelen, daar hij zelfs zeer lang een spoor kan achterlaten. Ik heb dit zelf waargenomen. Van twee
honden, welke zeer aan elkander gehecht waren, en toen niet in hetzelfde huis leefden, stierf de een onverwachts. De ander kwam nog weken daarna op de plaats, waar de eerste gewoon was te liggen, en snuffelde daar. Dit snuffelen liet hij na, nadat die plaats eenige reizen geschrobd was. Het was dus meer dan bloot geheugen; er moeten daar stofdeeltjes hebben gezeten; maar hoe fijn! En echter zoude ik dezelve niet gaarne voor zenuwuitvloeisels aanmerken, daar dezelve bij uitsluiting den reuk schenen aan te doen. Men moet dus tweederlei dampkring onderscheiden, en tevens niet alles uit den zenuwdampkring willen verklaren.
Het vierde hoofdstuk leert ons de waarnemingen kennen, welke de Schrijvers aangaande het Magnetisme, als geneesmiddel, gedaan hebben. Zij beginnen dit hoofdstuk met de juiste aanmerking, dat men in de beöefening der wetenschappen niet altijd zien moet op het nut, hetwelk eene of andere ontdekking aan de menschelijke maatschappij geeft; maar dat elke vermeerdering van kennis, hoe weinig invloed dezelve ook op het algemeen of bijzonder welzijn schijnt te hebben, belangrijk is, en van de uitgestrektste nuttigheid wezen kan. Ook dán, derhalve, als het Dierlijk Magnetisme geene weldadige gevolgen als geneesmiddel had, zoude deszelfs onderzoek den Natuur en Geneeskundigen een pligt zijn; hoeveel te meer, nu het zulke weldadige werkingen toont? Uit de waarnemingen, hier ter neder gesteld, hebben wij gelegenheid gehad ons daarvan te overtuigen. Derzelver getal, vereenigd met die gevallen, welke de Schrijvers, een jaar geleden, in den
| |
| |
Letterbode bekend maakten, en die hier als Bijlage zijn bijgevoegd, is reeds vrij aanzienlijk. Niet overal, ondertusschen, voldeed het Magnetisme aan de verwachting, waarvan ook de reden niet altijd duidelijk genoeg was; veeltijds, en in zeer zware ziekten, bewerkte het genezing, of althans verligting. Onder de genezingen heeft ons het meest getroffen die eener algemeene verstijving, welke den lijder met den dood dreigde. - Opmerkelijk zijn voorts, in deze waarnemingen, de voorbeelden der naauwe vereeniging en onderlinge betrekking tusschen Magnetiseur en gemagnetiseerde; opmerkelijk de onderlinge werking van gemagnetiseerden op elkander, de mededeeling der kwalen, welke dan niet zelden plaats had, enz.; opmerkelijk de ongevoeligheid voor het Dierlijk Magnetisme in sommige gevallen; opmerkelijk de ziektescheidingen, waarmede de genezing meer dan eens een' aanvang nam, ook wel zonder ontlasting van zigtbare stoffen; opmerkelijk ook vooral een geval van aanmerkelijke helderziendheid, die de Schrijvers anders nog zeldzaam hebben waargenomen. Wij verwachten daaromtrent, in een volgend Stuk, nadere bijdragen. In dit eerste schijnen de Schrijvers zich vooral tot het geneeskundige bepaald te hebben; wij hopen daarom, in het vervolg, op een en ander, de natuurkunde van het menschelijk ligchaam en de zielkunde betreffende.
Ten slotte eene kleine aanmerking. De Schrijvers geven de voorkeur aan den naam van Animalisch Magnetismus. Waarom niet Dierlijk? Het beteekent toch hetzelfde, en het laatste is Nederduitsch. En is er eene voldoende reden te bedenken, om een vreemd woord te gebruiken, als wij, in onze taal, eene goede uitdrukking hebben? Het is, dit weten wij, eene Duitsche mode: maar de Duitschers leven met hunne taal, als gil-blas met zijne conscientie. |
|