schap over dit zelfde onderwerp met welverdienden lof bekend is, verklaart, dat vooral de eerste Leerrede, die hier voorkomt, hem bij dit zijn opstel van nut was; en even zeer als wij met hem in alles instemmen, ten aanzien van den welbesteden prijs, dien hij aan dit werkje geeft, wenschen wij met hem, dat men beide geschriften bijeenvoege en beschouwe als één geheel. De Leerredenen (of liever stukken uit Leerredenen, want dit bewijst de onevenredigheid der deelen) over het eigenlijke Onze Vader zijn zes in getal. Zij geven veel voor het hart, en zijn getuigen van ewald's echt-Christelijken geest. Achter deze zijn nog drie soortgelijke gevoegd, uit een ander van 's mans nog onvertaalde geschriften; over Jezus bede tot zijnen vader, Jo. XVII, zijn gebed voor zijne vijanden aan het kruis, Luc. XXIII:34, en Jezus laatst gebed, Luc. XXIII:46; ten einde eene beschouwing te geven van het bidden door Jezus zelven, te belangrijker, omdat zij de gebeden betreft, door Jezus in de laatste dagen zijns levens uitgeboezemd. Het uitmuntende van 's mans godsdienstige opstellen is te wél bekend, en die eenigzins zijne geschriften beöefende, voelt te zeer, dat ewald hier vooral spreken zal uit het volle, warme hart, dan dat wij hierover breed zouden uitweiden. Alleen willen wij de omschrijving van het Onze Vader, mede uit een van 's mans andere geschriften overgenomen, hier afschrijven:
‘Goede, Hemelsche Vader! geef, dat uw naam gekend en geheiligd worde in de geheele wereld, van alle redelijke schepselen uwes Rijks; dit uw Rijk kome, het kome spoedig, dit Rijk van rust en het zaligst genot. Ieder, die naar dit Rijk verlangt, bereide zich voor hetzelve, door het doen van, en een welgevallen te hebben aan uwen goeden wil; ô, dat die voorbereiding ons bovenal belangrijk en heilig zij! Iedere aardsche gift, elk stuk dagelijksch brood, dat Gij ons geeft, zij ons een onderpand van de volmaakte gaven van uw Rijk; geef ons hetzelve dagelijks, op ons kinderlijk gebed. Opdat dit kinderlijk vertrouwen niet verhinderd worde, zoo vergeef ons de menigvuldige groote en