gere geestverheffing en grootere zuiverheid, waarmede de Duitschers zoo veel ophebben, en welke ons met het geheele verschijnsel, zoo ver het ons thans bekend is, zoo zeer schijnen te strijden. Uit de waarnemingen blijkt, dat deszelfs verstandige aanwending in vele zenuwziekten, zoo wel uit algemeene zenuwzwakte als uit eene onregelmatige werking van die deelen voortkomende, zeer weldadig zijn kan. Wij zagen met genoegen, dat de Schrijver ook die gevallen aanhaalt, waar de aanwending vruchteloos of zelfs nadeelig was. Dit geeft zoo wel meer geloofwaardigheid aan zijne verhalen, als het strekt om den eigenlijken werkkring van dit middel beter te bepalen. Niet minder beviel het ons, dat de Schrijver op meer dan eene plaats waarschuwt voor de onvoorzigtige en roekelooze aanwending van dit middel. Dit, hopen wij, zal
zulke lezers, welke niet door en door bekend zijn met het menschelijk gestel, afschrikken om hetzelve te beproeven, vooral op gezonden. Wij durven de lezing van dit boekje, mits dezelve met voorzigtigheid geschiede, niet geheel veroordeelen; schoon wij anders de al te sterke verspreiding eener nog zoo betwiste zaak zeer afkeuren. Het middel schijnt zoo eenvoudig en zoo onbeduidend; het is echter inderdaad zoo hevig werkend en zoo ingewikkeld, dat het nimmer in de handen van het publiek te vertrouwen is.