| |
Ἱπποκρατης. Magazijn, toegewijd aan den geheelen omvang der Geneeskunde, beschouwd als wetenschap en kunst; uitgegeven door C.A.L. Sander, J.J. Walop, en G.H. Wachter, Pz. Isten Deels 1ste Stuk. Te Rotterdam, bij J. Hendriksen. In gr. 8vo. 102 Bl. f :-18-:
Hoewel de tijd, toen het eerste Stuk van dit nieuw Geneeskundig Tijdschrift verscheen, niet zeer gunstig was voor letterkundige ondernemingen, en men dus weinig op de duurzaamheid van hetzelve kon rekenen, moeten wij echter bekennen, dat deszelfs verschijning ons bijzonder aangenaam was, door de vooronderstelling van in hetzelve eene andere, meer bedaarde, meer Nederlandsche stemming te vinden, dan er in de Jaarboeken der Genees-, Heel- en Natuurkunde heerscht. Eene aandachtige en herhaalde lezing heeft ons niet bedrogen. Vooreerst wordt het doel der Schrijvers meer bepaald opgegeven; vervolgens heerscht er, in dit eerste Stukje ten minste, meer duidelijkheid en bondigheid; en eindelijk vertoont het zich al aanstonds meer oorspronkelijk, minder slaafsch aan het Duitsche gehecht. Het oogmerk der Uitgevers is, eene nieuwe baan te openen voor allen, die zich door den edelen prikkel eenes gepasten naijvers voelen aangedreven, om, al is het weinig, ten minste iets, ter vermeerdering onzer geneeskundige kennis, en ter handhaving van de eer der Natie in dat vak, bij te dragen. Wij hopen, wij vertrouwen dan ook, dat zij daarin veel ondersteuning zullen vinden, en dat, in het algemeen, bij de herleving van ons Vaderland, de Geneeskunde minder als een ambacht, meer als eene verhevene kunst, gegrond op letterkundige geleerdheid en natuurkundige wetenschap, moge aangeleerd en beöefend
| |
| |
worden. Ons moeten de schimmen van boerhaave, albinus, gaubius, camper geene rust gunnen, voordat wij den glans dier groote na en, door gelijken en even zeer verdienden roem, verdoofd hebben.
Het plan van dit Magazijn wordt verder in de Voorrede opgegeven. Hetzelve strekt zich over de geheele Geneeskunde, en de wetenschappen, die haar ten grond verstrekken, uit. De Uitgevers verlangen echter meer naar zuivere waarnemingen, dan naar hetgene men thans theorie noemt: want dat zij niet alle theorie buitensluiten, blijkt genoeg uit de gouden regels van den onsterfelijken gaubius, welke zij aan het hoofd der praktische bijdragen geplaatst hebben.
Het Stukje wordt geöpend met eene korte toetsing der Hippocratische stelling: de Natuur zelve geneest de Ziekten; door Dr. sander; waarin vooral wordt aangetoond, hoe men deze stelling begrijpen moet, en dat men het hippocrates niet ten kwade kan duiden, dat hij de verschijnselen van het ontstaan, den loop en de uitkomst der ziekten een weinig al te figuurlijk voorstelt. Wij hadden ondertusschen de eigenlijke beteekenis en kracht zoo wel, als de waarheid dier stelling gaarne wat beter ontwikkeld gezien. De physiologische ontvouwing beviel ons beter, dan het geschiedkundige. Zoo is b.v. de Geneeskunde noch door de wijsgeeren, noch door de beschaafdsten des volks aan de Priesters ontrukt, die haar in de Tempels leerden en beöefenden. De Priesters zelve hebben haar beschaafd. Zelfs hippocrates was van een priesterlijk geslacht. Ook is het duizendmaal aangehaalde, medicus philosophicus Deo similis, een slecht geschiedkundig bewijs van hippocrates achting voor de wijsgeerige beschouwing der Geneeskunde Vooreerst komt het in een der onechte boeken voor, en ten tweede ziet het niet op de wetenschappelijke beschouwing der kunst, maar op hetgene de Ouden veelal philosophie noemden, levenswijsheid en gevoel voor zedelijke beginselen. Wanneer sander voorts van dichterlijken onzin spreekt, nemen wij de vrijheid
| |
| |
hem onder het oog te brengen, dat onzin nooit dichterlijk wezen kan, en dat zulk eene uitdrukking, waartoe de Swanenburgsche denkbeelden van sommige Schellingsgezinden maar al te veel aanleiding geven, voor echt dichterlijke vernuften, zoo als een bilderdijk, een loots, een tollens, honend, en daarom ook onvergefelijk is.
Hierop nemen de praktische (liever Geneeskundige) bijdragen een' aanvang, welke echter nog eene afzonderlijke inleiding hebben. In dezelve wordt, in het algemeen, het gewigt van zuivere waarnemingen, boven loutere bespiegelingen en vooronderstellingen, ook geschiedkundig, aangetoond. Gedeeltelijk namen hier de Schrijvers de woorden van kreissig, als tot hun oogmerk zeer gepast, over. De aanmerkingen van dezen Geneesheer komen hier op uit, dat hij de ervaring vooralsnog, en tot dat het wetenschappelijk gebouw der Geneeskunde voltooid is, vooral geraadpleegd, en de ziekten naar eene bepaalde methode empirisch genezen wil hebben. In deze empirische geneeswijze moet men zich niet slaafs altijd aan eene en dezelfde methode hechten, maar zijn voordeel doen met de verschillende manieren, door groote Geneeskundigen uitgevonden of volmaakt. Vooral moet men zich wachten, onder waarnemingen iets bespiegelends te mengen, of dezelve eenigzins naar deze of gene geliefkoosde vooronderstelling, of ook naar deze of gene wetenschap, te dwingen. Zoo waar dit alles is, zoo verkeerd vinden wij het, dat men dit doen moet met oogmerk om het wetenschappelijk gebouw der Geneeskunde op te trekken. Dit onbereikbaar doel is, in ons oog, de quadratuur van den cirkel; en door hetzelve te bejagen, verliest men natuurlijk het eigenlijk doel der Geneeskunde uit het oog, dat niet in weten, maar in handelen bestaat, en niets anders is, dan op de veiligste, kortste en eenvoudigste manier te genezen.
De waarnemingen, welke ons hier worden medegedeeld, zijn niet onbelangrijk; hoewel het tweede stuk niet zoo zeer onder de waarnemingen geteld kan worden. Het eer- | |
| |
ste bevat de geschiedenis eener merkwaardige uitslagziekte, morbus maculoso - Haemorrhagicus Werlhofii, in een zeer bejaard man, en onder de ongunstigste omstandigheden. De geneeswijze was zeer doelmatig. Zamentrekkende, opwekkende en bederfwerende middelen, gepaard met versterkende en opwekkende spijs en drank, nevens behoorlijke verschooning, enz. bragten eene vrij spoedige herstelling te weeg. De Schrijver dezer waarneming, Dr. walop, laat er eenige aanmerkingen betrekkelijk de bloedsontmengingen met en zonder koorts op volgen, welke ons echter eerst in een volgend Stuk zullen worden medegedeeld.
Niet minder belangrijk zijn de aanmerkingen van den reeds met zoo veel lof bekenden wachter, zoo over den kanker in 't gemeen, als bijzonder over dien der baarmoeder, en over eene uitroeijing van denzelven door het mes, door den beroemden osiander uitgedacht en ten uitvoer gebragt. Deze stoute onderneming werd niet altijd door eene gelukkige uitkomst achtervolgd; hetwelk men grootendeels daaraan moet toeschrijven, dat deze kunstbewerking meestal te laat wordt ondernomen, en dat de voorwerpen kwaadsappig en verzwakt zijn. Het is er ook ver van daan, dat wachter dezelve als eene eigenlijke genezing en uitroeijing der kwaal beschouwt. Hij merkt veeleer den kanker als eene algemeene ziekte der watervaten aan, waarbij dus het mes niet dan eene plaatselijke herstelling kan te weeg brengen. Hij verkiest hetzelve echter verre boven het arsenicum, waarvan de gevolgen niet zelden zoo ten uiterste gevaarlijk, en altijd onzeker zijn. Het ware wel te wenschen, dat men deze ziekte eens meer bijzonder als eene algemeene ziekte beschouwde en behandelde, waartoe in deze verhandeling goede wenken voorkomen. - De werktuigen, welke osiander tot deze operatie heeft voorgesteld en gebruikt, zijn op eene bijgevoegde plaat afgebeeld.
Eindelijk deelt de Heer van onselen twee merkwaardige gevallen mede van genezingen der verlamming
| |
| |
der oogleden, door het aanleggen van eene kunstmatige verettering tusschen den hoek der onderkaak en het mamswijze uitsteeksel des slaapbeens. De verschijnselen, daarbij waargenomen, toonen den sterken invloed, welken deze middelen op het zenuwgestel hebben kunnen. In beide gevallen werd de onderneming met den besten uitslag bekroond.
Wij verlangen zeer, dat de uitgave van dit Tijdschrift door geene omstandigheden zal vertraagd of geheel belemmerd worden, en zien ook met genoegen, dat er, op het oogenblik, dat wij dit schrijven, een tweede Stukje is uitgekomen. In het vervolg hopen wij echter, dat de geächte Schrijvers insgelijks den aard onzer tale wat meer indachtig zullen wezen: aansporingsmiddelen, graviteren, waarnemingszin, Natuurleer, kwartaankoorts, den staf ergens over breken, enz. zijn geene Nederduitsche uitdrukkingen. Hier en daar zijn er ook zinsneden, welke stootend of onduidelijk zijn. |
|