| |
| |
| |
Berigt, aangaande de belegering en het ontzet van Corinchem, en het daarbij gebeurde in den omtrek. Door A. de Koning, Predikant te Sliedrecht. Te Dordrecht, bij A. Blussé en Zoon. 1814. In gr. 8vo. 150 Bl. f :-18-:
Eenige Bijzonderheden, betreffende den Generaal Moreau en zijne laatste oogenblikken; gevolgd van eene korte Levensbeschrijving diens grooten Mans. Uit het Engelsch van P. de Suinine. Te Dordrecht, bij A. Blussê en Zoon. 1814. In gr. 8vo. 92 Bl. f :-15-:
De Geschiedenis der Kozakken, van hunnen oorsprong af, tot op den tegenwoordigen tijd; met eene Beschrijving van hunne inrigting en hunne woonplaatsen; door K. van Plotho, Koninklijk-Pruissischen Premier-kapitein bij het Lijf-Infanterie Regiment, enz. Te Haarlem, bij F. Bohn. 1814. In gr. 8vo. 112 Bl. f 1-2-:
Wij hebben den Leeraar a. de koning uit vroegere stukken reeds als een bekwaam man leeren kennen. Welkom moest ons dus een berigt zijn, tot welks volledigheid, naauwkeurigheid en belangrijkheid 's mans standplaats tusschen Dordrecht en Gorkum hem de meeste gelegenheid moest verschaffen. Hoezeer ook de openbare papieren de voornaamste omstandighden, op zijnen tijd, hebben medegedeeld, en zelfs latere stukken het een en ander verzameld; het getuigenis en verslag van iemand, die grootendeels ooggetuige was, in vele omstandigheden bijzonder deelde, en behoorlijk te verhalen en te schilderen weet, verliest daardoor zijne waarde niet. Rijk is, inderdaad, zijn verhaal, eerst in eigen afwisselend lotgeval en gevoel, daarna in omstandigheden, de belegerde stad onmiddellijk betreffende, benevens lijden en verlies van alle naast omringende plaatsen. Buiten was het gedrag der Franschen - die zich dikwijls even groote lafaards als snoevers toonden - al zeer ongeregeld; doch in de stad viel hierover minder klagte. Gorkum werd zwaar gebombardeerd, leed geweldige schade, onderging, wat het garnizoen betreft, ook dadelijk gebrek aan - medicijnen. Doch, gelijk er gelukkig bijna geen inwoner is omgekomen, ten zij misschien - en wel zeer velen - door
| |
| |
schrik en angst; zoo schijnt de Schrijver geenszins te kunnen begrijpen, waarom de Generaal al zoo spoedig tot de overgave besloot. Ingevolge het berigt, vindt het gerucht geenen genoegzamen grond, dat de onwilligheid der Brabandsche nationale gardes hem hiertoe zou genoodzaakt hebben. Van den anderen kant, heerschte er, na de overgave, vrij wat ontevredenheid onder de bezetting; zeggende de soldaten, dat zij verkocht waren. Het is niet mogelijk, alle belangrijke bijzonder heden, vooral ook de stalen van goed gedrag en edele menschenliefde onder de burgerij, van verdienstelijken heldenmoed bij onze vaderlandsche strijders, aan te halen. Ook van de Brabanders, inzonderheid de Officiers, wordt veel lofselijks vermeld. En treffend scheen ons mede het woord diens Franschmans, die, onder eenen hartelijken handdruk van den Schrijver afscheid nemende, zeide: Ik hoop u nooit weer te zien; en er, op dezelfde wederkeerige betuiging, bijvoegde: De Hollanders hebben het waarachtig niet verdiend; (te weten, zoo mishandeld en bijna geplunderd te worden.) Inderdaad, Sliedrecht was reeds volkomen prijs verklaard, en slechts toevallig bleef het van een gelijk lot, als Woerden, verschoond. - De toon des verhaals is altijd onderhoudend, soms eenigzins luimig, en dan ook weer hoogstgevoelig en ernstig.
No. 2. Wij voegen dit hiernaast, omdat het mede van geschiedkundigen inhoud, en hetzelfde tijdvak der algemeene, zoo gezegende, omwenteling in Europa betreffende is. Wij lazen hetzelve met even groot genoegen als warme belangstelling. Geen wonder; de Schrijver ging gemeenzaam met den Generaal om in Amerika, verzelde hem op zijne reis naar Europa, en bleef hem daar, tot na zijn' dood, gedurig bij. Die reize was eene soort van zegepralenden intogt, zoodra zij het vaste land hadden bereikt. Zweden, Duitschers, Engelschen, gering en aanzienlijk, burger en soldaat, alles betoonde even groote blijdschap, hope, vertrouwen en hoogachting, bij de komst des beroemden mans, om de algemeene zaak der vrijheid te ondersteunen. Mogen wij op dit stuk eenigzins afgaan, dan verdiende hij dit ook ten volle door zijn karakter, gelijk door zijne bekende talenten. Men wordt met de menschheid, ja eenigzins met de Franschen, verzoend, wanneer men den edelen, eenvoudigen man, van uit den schoot zijns gezins, langs dezen bedwelmenden weg der eere, tot het groote tooneel zij- | |
| |
ner werkzaamheid, in den kring van opperhoofdige Vorsten en Vorstinnen, met den Schrijver volgt. Hoe vele edele menschen! hoe vele schoone aandoeningen! onder Grooten, en op het oorlogstooneel! Welk eene schoone groep, - heeft men het geloof aan menschelijke, krijgsmans- en Franschen-deugd niet geheel verloren, - daar moreau en bernadotte elkander in de armen snellen; de laatste reeds lang van ongeduldig verlangen naar den onbenijden Held hebbende overgevloeid! - Regt aangenaam is, na het lezen der bijzonderheden, de korte levensgeschiedenis, ten einde toch iets meer van den voortreffelijken man en den regten loop zijner lotgevallen te weten. Wij vinden het, nogtans, min gepast, van een of ander uittreksel te geven, omdat de hoofdzaken bekend zijn. Dit alleen, dat hier blijkt, dat moreau niet geheelenal buiten het complot (sit venia
verbo) was, door pichegru en anderen gesmeed; wijders, dat moreau noch titel noch eenige voorwaarde wilde, toen hij zich met de Geällieerden tegen buonaparte vereenigde, wiens krijgskunde hij eene dolle taktiek noemt. - Het behaagde der Voorzienigheid, hem spoedig weg te nemen. Ongelukkig, naar het schijnt; doch zeker gelukkig voor de ware beöordeeling van den loop dezes krijgs! Immers, aan wien anders zou, buitendien, de geheele roem der eenheid en des gelukkigen uitslags van alle operatiën zijn toegekend geworden, dan aan hem? Neen, alexander! neen, alle gij edele Verbondenen! Gij zoudt een voorbeeld aan de wereld geven, hoedanig de Geschiedenis aan dezelve niet levert, maar die ze thans behoefde, om het vertrouwen, de gehechtheid, de stille onderwerping en vrolijke gehoorzaamheid aan hare wettige regering, overal, terug te nemen.
No. 3. Met vermaak lazen wij dit werkje, en nemen het onder de stukken, waartoe de geschiedenis van onzen tijd aanleiding gaf, volgaarne op. Hetzelve maakt ons met den oorsprong, de woonplaatsen, de lotgevallen en dergelijke van dezen zoo belangrijken en weinig beschrevenen volksstam genoegzaam bekend.
Men schat het getal op 700,000 mannen, die hunnen gemeenschappelijken oorsprong uit de Ukraine, of het tegenwoordig Klein Rusland, afleiden, waar zich hunne voorvaders, of hun hoofdstam, door hunne nederzettingen ter woon, gedurende het tijdvak van het jaar 1320 tot 1540, gevormd heeft.
| |
| |
Tot het jaar 1570 bleven de eerste Kozakken in de Ukraine bij elkander, en maakten, onder het bestuur van een uit hun midden gekozen Opperhoofd, eene vrije en maatschappelijke vereeniging uit; doch in dat zelfde jaar verwijderde zich een vrij aanzienlijk gedeelte der bewoners van den Dnepr, hunne verblijfplaats aan den Don vestigende; daar zij, door de Russische vrijwilligers, die zich bij hun voegden, vermeerderd, weldra eenen op zichzelven bestaanden staat uitmaakten, onder den naam van Donsche Kozakken, welke later de tweede hoofdstam van vele zijner takken werd, en nogtans, nadat de Ukrainsche Kozakken reeds lang ontbonden en onder het juk gebragt geworden zijn, zijne vrije staatstegeling, alhoewel door den geest des tijds eenigzins veranderd, altijd heeft staande gehouden.
Het woord Kozak is Tartaarsch, en beteekent een jong, roofzuchtig soldaat, of eigenlijk een zwerver, die van buit leeft. Zij zijn van Slavonische afkomst, hebben zich op velerlei wijze gescheiden en verdeeld, nu hier dan daar in den omtrek van den Dniester, den Bug en Don neergezet; van tijd tot tijd overheerscht door Russen of Polen, doch anders onder eenen eigen Hettman of Attaman staande, die soms ook als eene soort van Gouverneur van de bovengemelde regeringen kon beschouwd worden. Oorlogzuchtig was altijd hunne geäardheid zoo wel, als opvoeding en staatkundige inrigting; wonderbare togten en rondzwervingen niet zelden onder hen, van welken één de verovering van gansch Siberië ten gevolge had. Niettemin beoefenden vele afdeelingen den landbouw en de veeteelt, en verhieven zich hierdoor somtijds tot aanmerkelijke welvaart en bloei.
De Donsche Kozakken hebben eene republikeinsche regering, en aan het hoofd eenen door henzelven verkozenen Attaman, wiens voormalig gezag, wel is waar, besnoeid is, maar die desniettegenstaande, buiten deszelfs waardigheid ten tijde van oorlog, (als de dapperste onder de Kozakken) ook thans in vredestijden meer Regent dan Gouverneur van het land is, daar zijn aanzien voornamelijk op de erkenning van zijne persoonlijke verdiensten steunt; en is de liefde voor hem en de verknochtheid aan zijnen persoon buitengemeen.
De tegenwoordige Attaman is de Generaal der Ruiterij, mathei iwanitsch platow. De teekens zijner waardigheid bestaan in eenen rood overtrokken standaard en een komman- | |
| |
dostaf (Bulawa), die hem gedurig nagedragen worden, en hem in het leger, en bij het gevecht, kenbaar doen zijn. Hij resideert te Tscherkask, dat op een laag en ongezond eiland ter lengte van vijftig, en ter breedte van twintig wersten ligt, en hetwelk door eenen arm van den Don, Aksai genoemd, gevormd wordt. Hetzelve is de voornaamste Stanitza (versterkt dorp), en de wapenplaats der Kozakken; het bestaat in 1900 huizen, 10,000 zielen, en buiten de vesting nog 1000 huizen en 4800 zielen; de afstand van Petersburg bedraagt 1947, van Moskau 1247 wersten.
Zelfs in vredestijden, blijven alle mannelijke bewoners van dit land, tot den hoogsten ouderdom, als soldaten in hunne Polks verdeeld, en dienen niet alleen geheele huisgezinnen, maar ook de naaste bloedverwanten, gewoonlijk te zamen in eenen Polk.
De tegenwoordige Polks der Kozakken bestaan ieder uit vijf Sotnen, elke van honderd ruiters. Iedere Sotne voert eenen standaard of een vaandel, gewoonlijk met de beeldtenis van een' beschermheilig, of met een wapen, versierd, welke door den oudsten en eerwaardigsten Kozak als een teeken van uitzondering (onderscheiding) gedragen wordt. Buiten den Sotnik, is bij elke Sotne slechts nog één officier, Pietdesätnik, (of een over vijftig man gestelde.) Daarentegen is over elke tien man een Desätnik, of Urednik, (zoo veel als een onderofficier) gesteld. Tot elken Polk behoort een Jessaul of Adjudant, die den rang van Majoor heeft. Meerdere Polks Kozakken, of een Corps, wordt door een Woiskowoi Attaman gekommandeerd, die den rang eens Generaals heeft.
Zoo als bekend is, doen de Kozakken, in plaats van belastingen te betalen, den krijgsdienst zoo wel binnen als buiten het Russische rijk; zij schaffen zich daarvoor paard, wapenen en kleeding aan. Slechts ten tijde van oorlog ontvangen zij soldij, gelijk de overige Russische troepen; doch zijn desniettegenstaande, door hun vrij rondzwerven, voor het land, dat het tooneel des oorlogs is, verwoestend, en door hunnen roofzieken aard voor den gevangen vijand zeer geducht.
De Donsche Kozakken worden op 260,000 man geschat. Gewoonlijk houden ze tachtig regimenten marschvaardig; evenwel kunnen zij, met eenige inspanning, omtrent 2140 ossicieren met 66000 man, alle boven 17 jaar, te velde brengen.
| |
| |
Zie daar, Lezer, een en ander van den inhoud. Wij bevelen, door en benevens hetzelve, dien ganschen inhoud aan. De Schrijver noemt wel zijne bronnen niet, maar de naauwkeurigheid en verzekerde toon doen eenen zuiveren oorsprong vermoeden. Het is waarlijk te allen tijde belangrijk. |
|