voor eene wetenschappelijke behandeling de gunstigste niet; en wij mogen uit dit alles besluiten, dat ook de kennis van het menschelijk ligchaam aan deze verzameling niet veel voordeel zal te danken hebben.
Wij vorderen echter misschien te veel. Het was veelligt het oogmerk van den Schrijver niet, eene bijdrage tot de Physiologie of tot de Zielkunde, maar slechts een leesboek te leveren, 't welk in een uur van uitspanning aangenaam, en niet geheel onnut, zou kunnen gebezigd worden. Dit doel moge hij dan min of meer bereikt hebben; doch wij wenschten wel, een ontwerp van dezen aard in de voorrede zoo hoog niet geroemd te zien. ‘Daar belangrijke daadzaken en voorvallen, (zegt hij) uit het leven van wezenlijk bestaan hebbende of nog bestaande personen, hoe eenvoudig ook geschetst, onbetwistbaar meer opmerking verdienen, dan de ingewikkeldste tafereelen uit het rijk der verbeelding of romans, zoo’ enz. Hoe! Vertellingen van reuzen van tien of elf voet, van zeldzame gulzigaards, schielijk opgewassenen, mismaakten, enz. verdienen meer opmerking, dan de meesterstukken van cervantes, richardson, fielding, of a. lafontaine? Wij willen den gezonden smaak onzer landgenooten, dien de Schrijver een' regel verder inroept, dezen hoon niet aandoen, om niet de door andere Natiën zoo vaak aan ons toegekende blaam van wansmaak en ongevoeligheid inderdaad te verdienen.
Doch wij zouden den Schrijver (of Vertaler, gelijk hij zich in verscheidene noten onder den tekst noemt) te kort doen, indien wij niet erkenden, dat hij menig zeldzaam en merkwaardig geval, misschien in weinig gelezene of vergetene werken verspreid, heeft bijeengezameld, en dat hij door de verscheidenheid onderhoudend is. Maar juist die zeldzaamheid, welke het treffende des geheelen werks uitmaakt, berust enkel op de onderstelling, dat het alles waarheid is, 't geen wij hier vinden; buitendien zouden de geboekte wonderen weinig waarde hebben. En om hiervan te doen blijken, waren enkele aanhalingen niet genoegzaam; men moest, althans bij schier ongeloofelijke bijzonderheden, de Schrijvers niet hier en daar, maar overal noemen, opdat de Lezer, indien hij gelegenheid hebbe, derzelver geloofwaardigheid toetse. Dit is echter hier het geval niet. Waar vindt men, b.v. dat Keizer maximiliaan (bl. 150) acht voet lang was? Zulk eene bijzonderheid van een'