| |
| |
| |
Cyropedie, of over de Opvoeding en het Leven van den ouden Cyrus; door Xenophon: uit het Grieksch vertaald, door Mr. Jan ten Brink. II Deelen. Te Amsterdam, bij J. ten Brink, Gz. 1813. In gr. 8vo. Te zamen 558 Bl., behalve Voorberigten, enz. f 5-4-:
Zoo zeer de werken der Grieken, te midden hunner hooge beschaving, in het algemeen uitmunten door den geest van waarneming en nadenken, dien zij aan hunne lezers, ongezocht en alzoo ongemerkt, mededeelen, en bijzonderlijk door die beminnelijke eenvoudigheid, welke altijd het kenmerk van waarheid is, zoo geldt deze aanmerking bepaaldelijk omtrent alle de voortreffelijke geschriften van xenophon. Als geschiedschrijver, kleedt hij zijne voordragt in zulk eenen aangenamen en lossen zwier, dat hij allerwegen behaagt. De waarheid is hem heilig, en hij deelt ze eenvoudig mede, maar altijd verluisterd door zijn edel doel, niet slechts om het gebeurde te verhalen, maar om het verhaal te stosseren met een aantal aanmerkingen van zedelijken aard, uit wijsgeerige beginselen afgeleid. Overal straalt het oogmerk door, om den beschaafden lezer van zijnen tijd te bezielen met eenen geest van wijsheid en orde, die hem, bij gestadige oefening, bekwaamt, om zijn vaderland in den raad, of op het oorlogsveld, met eere te dienen, of ook om den gewonen burger door de schets van het edele tot deugd aan te vuren, of door de voorstelling van het verkeerde aan de boosheid te ontrukken. De manier, waarop hij dit oogmerk poogt te bereiken, is altijd even eenvoudig, waar, schoon en treffende; en van daar mist hij nooit zijn doel. Een ieder, die zijne schriften in handen neemt, vindt zich onwederstaanbaar geboeid aan des schrijvers voordragt, en verzaadt ter naauwer nood zijnen lust.
Onder xenophon's werken, nu, is de Cyropedie
| |
| |
geen der ongewigtigste. Hetzij men dit werk als echte geschiedenis van des ouden Cyrus leven, of wel als eenen geschiedkundigen roman wil houden, - voor beide welke gevoelens vele voor- en tegenspraak valt, - het beveelt zich allerwegen door zijnen inhoud. De vorstelijke opvoeding van den ouden dag is daarin meesterlijk afgeteekend. De jeugdige tucht, naar der Perzen zeden gewijzigd, is eene treffelijke schole, om den beminnelijken, den weldadigen, den goeden vorst, maar tevens den bekwamen, moedigen en dapperen veldheer te vormen, die overal, zoo in het kabinet, als in het leger, vader van zijn volk is, en, bijkans zonder te gebieden, eene stipte gehoorzaamheid verwerft. De kunst van regeren ontwikkelt zich even ongezocht, als de huishoudkunde van elken vader omtrent zijn gezin; en hetgeen bovenal schoon en edel is, hetgeen welligt alle andere leerboeken, tot zelfs die van den besten stempel in onze dagen, inderdaad overtreft, is de ongekunstelde manier, om aan jeugdige personen de juiste beöordeeling van regt en onregt diep in het gemoed te drukken, welke, naar de echte grondbeginselen der zedekunde, werken moet op alle de kringen en standen, op alle de zedelijke handelingen des volgenden levens. En dit alles is zoo onovertreffelijk schoon in het kleed der geschiedenis ingeweven, dat het gemoed, als het ware, zonder eigenlijken aanval, veroverd is.
Uit deze korte schets ontwaren onze lezers van zelven de waarde dezes boeks van eenen Griek uit den besten tijd, welk wij hierboven aankondigden. Kan de overzetting van zulk een werk ondoelmatig, overtollig geschat worden? Neen: dit zij verre! Hoe zeer al de zeden van onzen Hollandschen landaard, door den Franschen invloed welligt nog meer verbasterd, van die der Perzen zeer veel verschillen, blijft toch de jonge knaap, in handen eens goeden opvoeders, naar zuivere voorschriften, overal het kneedbare was, dat elken indruk van buiten aanneemt. Geen landaard maakt hierin verschil. De jongeling moet tot mensch gevormd worden, en de regtschapen, goed ge-
| |
| |
vormde mensch verzaakt zichzelven, ook in Afrika's woestenijen, niet. De lessen zelven van wijsheid en deugd, hoezeer ook formelijk onderscheiden, zijn dezelfden; de manier van voorstelling moge verschillen, maar zij alleen is proefondervindelijk de beste, welke met den meesten invloed een vast karakter vormt, en het kleed der geschiedenis blijft ontegensprekelijk datgene, wat voor alle geäardheden het beste past.
Dank zij alzoo den kundigen en geleerden menschenvriend, die ons Nederland, in den tegenwoordigen tijd, met eenen schat verrijkt, welken de taalkundige tot nog toe alleen voor zichzelven behield, en die, zonder zijne hulp, welligt nooit, althans niet zoo spoedig, in algemeene handen zoude zijn verspreid geworden!
Wat nu de geschiedenis van den ouden Cyrus betreft; zij begint, na eene voortreffelijke inleiding over de regeringskunst, waarbij de schrijver terstond zijn oogmerk ontvouwt, en welke een meesterstuk is der Grieksche eenvoudigheid, met het geslacht, de persoonlijke beschrijving en de allereerste opvoeding van Cyrus volgens de Perzische wetten, en voorts met de zending van den twaalfjarigen knaap met zijne moeder naar zijnen grootvader Astyages. Zij doorloopt zijnen jeugdigen leeftijd, als het ware, van stap tot stap, zoodat men als met eigen oogen zijne vorderingen aanschouwt, door hem in beschaving van geest en gemoed, in de ontwikkeling van ligchaams- en zielskracht gemaakt. Zij verzelt hem, in verdere jaren, als veldheer, onder de Armeniërs, Assyriërs, enz. en ontvouwt een aantal zijner krijgskundige vindingen en stoute ontwerpen. Zij beschrijft hem als vorst en vader over zijn volk, dat hem bemint. Zij schetst den weldadigen omvang zijner uitgebreide heerschappij. Zij verzelt hem eindelijk tot op zijn sterfbed, alwaar hij even zoo moedig zijne loopbaan eindigt, als hij die was ingetreden, en sluit hare voordragt met een belangrijk overzigt van de weldadige gevolgen zijner regering, in tegenstellinge der nadeelen, die, in vervolg van tijd, uit de afwijking van zijne treffelijke instellin- | |
| |
gen voor de Perzen zijn voortgevloeid. En deze geschiedenis is overal doormengd met zulk een aantal van plaatselijke, aardrijks-, krijgs-, staat- en oudheidkundige bijzonderheden, met zulk eene keurige beschrijving van de gewoonten en zeden der volken, welken het toeval ontmoet, dat de lezer zelf tegenwoordig is bij de gebeurtenissen, en door den schrijver tot eigen oordeel over personen en zaken gedrongen wordt.
Maar nu de overzetting? Recensent heeft haar zeer naauwkeurig met den oorspronkelijken Griekschen tekst vergeleken, en vindt zich naar waarheid verpligt, openlijken lof en dank toe te zwaaijen aan den man, die, na den naauwkeurigsten toets der verschillende lezingen en uitgaven, dit werk in zulk eenen aangenamen Hollandschen stijl, met bewaring van alle de kracht des oorspronkelijken schrijvers, aan ons overlevert, dat er volstrekt niets te verlangen overblijft, waardoor het meer zoude kunnen volmaakt worden. Het kan hier de vraag niet zijn: of niet een enkel woord, hier of daar, eene andere beteekenis zoude kunnen lijden? Dit volgt eigenaardig uit eene overoude taal, welke, na verloop van zoo vele eeuwen, thans bijkans alleen uit de vergelijking van haar gebruik bij gelijktijdige schrijvers kan gekend worden. Bij zoodanig begripsverschil stil te staan, zoude meer den schijn van geleerden waan en jammerlijken vitlust verraden, dan wel nuttig zijn tot beter verstand. Wij berusten liever alzoo geheel in de vertaling, zoo als zij ons door den heer ten brink met naauwkeurigheid geleverd is; wij betuigen hem onzen dank voor de ophelderingen, hier en daar gegeven, tot betere kennis van den zin der woorden, vooral dan, wanneer hij zich verpligt vond, van zijne voorgangers te verschillen; wij erkennen de volle waarde zijner bijgevoegde aanmerkingen omtrent onde gewoonten en zeden; wij zien zijne beloofde verhandeling over de geschiedkundige echtheid dezes werks met verlangen te gemoet, en wenschen dit meesterstuk der oudheid in handen van onze denkende landgenooten, en vooral van aszonderlijke en openbare opvoeders. |
|