de Narcotica, met burdach, volgens de bijwerking, waarin wij hem niet allen bijval ontzeggen. In het voorbijgaan kunnen wij niet nalaten te vragen, wat bloemröder met de volgende zinsnede, tot lof van burdach, zoo 't schijnt, zeggen wil? ‘wiens idéen, schoon op verhevene grondstellingen steunende, over het geheel genomen zeer na aan de waarheid grenzen.’ Wij wisten niet, dat er zulk een strijd tusschen verhevenheid en waarheid is. Welligt stopt de Schrijver de waarheid, met Democriet, in eenen put, en acht haar dus verwijderd van het bovenaardsche en hemelsche. - Verheven (in den zin des Schrijvers) komt ons ook zijne stelling voor, dat dynamische middelen geene onmiddellijke aanraking behoeven om te werken. Om dit verheven idée voor onze Democritische verstanden vatbaar te maken, maakt hij ons opmerkzaam op de zon, die toch zelfs de domste weet, dat, zonder ons onmiddellijk aan te raken, verwarmt. - Dat voorts de sappen van bloemen, zaden, zaadhuisjes vooral op de reproductie in de sensibiliteit werken, willen wij niet tegenspreken, want het is ons te hoog; maar dat zij het vooral zijn, die narcotisch werken, (dat bij den Schrijver eenerlei schijnt, en wij wel lijden mogen) strijdt wat al te zeer met zijne eigene lijst van bedwelmende middelen, waarop nog al een enkel kruid, wortel enz. staat. Wij vinden het ook geheel tegenstrijdig met de Natuur, te beweren, dat na den natuurlijken slaap, in tegenstelling van den Magnetischen en Narcotischen, vermoeijenis en loomheid overblijven. Weet men niet veelmeer, dat een door kunst verwekte slaap zelden verkwikt, en dat niets de
verkwikking evenaren kan, die een gezond mensch uit den natuurlijken slaap ontvangt?
II. Op deze hoogdravende Verhandeling volgen, volgens het plan van dit Tijdschrift, korte letterkundige opgaven van uit- en inlandsche werken, beöordeelingen, enz. waarvan wij niets anders kunnen zeggen, dan dat dit gedeelte met naauwkeurigheid en vrij volledig behandeld is.
(Het vervolg hierna.)