de verliezen, dat hem, die het woelig tooneel, het hoofdtooneel van menschelijke dwaasheid en grillige afwijking van de eenvoud der natuur, vergeefs te zien wenschte, het meest zal treffen. De Schrijver, nogtans, verstaat de kunst van opmerken, maar inzonderheid den slag, om aan alles eene regt spectatoriale houding te geven, en over het geheel om den hier vereischten stijl te treffen, zeer wel. Zijne inleidingen, die doorgaans aanleidingen tot het volgend verhaal bevatten, en daartoe, hoe onverwacht en uit de verte ook, zeer natuurlijk voeren, verdienen hierom lof. Alles wordt daardoor natuurlijk; alles krijgt het verlangde en gewenschte aanzien van eenvoudige vertellingen van hetgene den ouden man al zoo voor het oog en den geest gekomen is. Voor het overige is het niet ons, maar den Parijzenaren ten dienste eigenlijk geschreven, en veel kan ons onbelangrijk zijn, wat zulks voor hen zeker, of waarschijnlijk, niet is. Het tegendeel
zou plaats hebben, zoo de opmerker zelf een vreemdeling was; zoo gewoonte, vooroordeel, ingenomenheid met het eigene vaderlandsche, en inzonderheid ontzag voor het hooge - geweld, het scherpe licht der waarheid niet zoo dikwijls deden tanen. Dit alles echter belet niet, dat het frivole, (een Fransch woord voor een dito denkbeeld) het zedelooze, het verkwistende (van schatten, geenszins, als de onze, door jaren vlijts bijeengespaard) en andere kenmerken van het nieuwe Rome, vrij duidelijk uit de mouw komen kijken. Vooral blijkt er de oorlog hoofdzaak, meest geëerde en geliefde bezigheid, algemeene weg tot roem te zijn. Tot de wijze Kluizenaar toe, ook al een oud krijgsman, is trotsch op zijn volk, als nation guerriere. Doch hoe strookt dit, vragen wij, met die hooge verlichting, die uitstekende beschaving, die voorbeeldige beminnelijkheid van omgang en zeden, in één woord, die verheffing der menschelijke natuur, op welke zich de Franschen al mede beroemen? Den dood niet te vreezen, is, ja, wijsheid; het algemeene welzijn als het eigene, en daarboven, te beminnen, is betamelijk en edel; gelijk door wetten en orde en eerlijkheid tegen inwendig, alzoo door wapenen, krijgsoefening en moed tegen uitwendig geweld steeds beschut te zijn, strekt ter eere van een volk. Doch Barbaren alleen beschouwen den oorlogsmoed en het oorlogsbedrijf als den regten grond des adeldoms. Of, zoo dit begrip, gelijk te Rome, de be-